Nieuws onder en boven de zon
Toen ons op school verteld werd dat de zon in volume "een miljoen driehonderdduizend maal groter dan de aarde is, en in doorsnee” honderdnegen maal", stonden we perplex. Naar verhouding tot een voetbal werd de aardbol zoiets als een koolzaadje. De peuter - eigenlijk te onbeduidend om een peuter genoemd te worden - was een planeet, die voor nog geen tweemiljardste deel van het vermogen van de zon profijt trekt. De andere planeetjes, ook in het niet vallend, deelden ook iets in de straling, wat evenmin noemenswaard is. Zo goed als alle zonne energie werd in de ruimte verspild.
Wanneer we de onderwijzer op straat ontmoetten, namen we met respect het petje voor hem af. We durfden hem nauwelijks aankijken want wie zo veel wist als hij, kon ook onze kwajongensstreken in de gaten hebben. Hoe hij alles wat hij vertelde zo precies wist, zei hij er niet bij; we waren nog te onnozel het ons af te vragen. We behoefden het enkel maar uit het hoofd hem na te kunnen zeggen en daar was de kous mee af. Jaar in, jaar uit verstreek, totdat een van de jongens zich ging afvragen: Is dat nu wel waar? Gedoogt zulk een enorme - spilzieke - zon dat onze ouders zich in de wintermaanden arm stoken en in dikke winterjassen nog lopen te klappertanden van de kou....terwijl vaak in één en hetzelfde land, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten van Amerika, tegelijk een hitte- en een koudegolf kunnen heersen?......We hebben toch maar herhaaldelijk beleefd dat ondermeer in het nabije Turkije door de zonnehitte de mussen van het dak vielen, terwijl - ook in dezelfde zomer - onze ouders genoodzaakt waren de kachel warm te stoken. En dat onder een zonnevuurhaard waarvan het volume 1.300.000 maal groter dan de aarde is? Welke architect zou het in zijn hoofd halen voor een gebouwencomplex een verwarmings-installatie te creëren die in volume een miljoen maal, en in doorsnee honderd maal groter is dan het complex? En dat dan de praktijk leert, dat men in het ene deel van het complex snakt naar verkoeling en in een ander deel rilt van de kou? Er klopt óf bij de grote Schepper óf de kleine mens iets niet. De jongen dacht: Waar toch haalde men de stoutmoedigheid vandaan om de zon zulk een roekeloze energieverspilling toe te schrijven.
Toen vond dit plaats: Het werd hem namelijk gegeven te weten, dat de aarde niet rond maar plat is, dat de zon niet groter, maar kleiner dan de aarde is. Hij was intussen getrouwd en kreeg drie dochters. De meisjes gingen naar de Mulo te Hilversum. Tegen beter weten in, waarin zij door hun vader waren opgevoed, moesten ze aannemen dat de aarde een bol is, omdat de leraar een ander antwoord niet accepteerde.
De vader schreef aan de leraar een beleefd briefje, hem meedelende, dat hij een andere mening was toegedaan, die hij bovendien met argumenten kon staven. In dat briefje werd de leraar uitgenodigd tot een vriendschappelijke discussie - de leraar op de stelling: "bolronde" en hij: "platte" aarde. Hoe interessant en leerzaam zou dit voor beiden niet kunnen zijn. Mijnheer V. heeft echter nimmer iets van zich laten horen; uit vrees dat hij het onderspit zou delven? Of voelde hij zich bij voorbaat toch overwinnaar, zodat hij zijn prestige geschaad zou hebben als hij met het antwoord ook maar één enveloppe had vermorst? Dit zat de vader dwars; de zwijgzaamheid van de leraar pookte in hem een vuur tot volle gloed.....
Op de stelling "platte aarde" - u mag het "een hypothese" noemen - moet men zeker tot de logische gevolgtrekking komen, dat dan de zon beduidend kleiner dan de aarde moet zijn. Ook moet de zon veel dichter bij zijn dan het onderwijs ons leerde. Gedurfd het zich zo voor te stellen? Was de voorstelling voordien niet gedurfd? Het heet dat één zonnevlek in grootte de "} aardbol" meer dan tienmaal overtreft, en ..... dat men in Europa, Rusland en Noord-Amerika er de koude gevolgen van ondervindt. Mij dunkt dat men van een zonnevlek tienmaal groter dan de aarde ook in de Tropen de kille gevolgen zou moeten voelen; de vlek zou immers de roterende bol achtereenvolgens geheel oversluieren en afkoelen. Dit is evenwel bij lange na niet het geval, waaruit blijkt dat zulk een vlek niet veel groter maar veel kleiner dan het aardoppervlak is.
Betreffende het zonne-onderzoek verklaarde in zijn boek "Het Omstreden Wereldbeeld" Dr. Robert Henseling: "We mogen ons gelukkig prijzen als van alle hypothesen, die we hebben aangenomen, één procent waar mag zijn". De leek heeft er geen begrip van met hoe veel hypothesen - veronderstellingen - het astronomisch wereldbeeld werd opgebouwd. Men neme maar eens een handleiding bij de beoefening der sterrenkunde als van een toonaangevende geleerde, Sir John F. W. Herschel (1840). Zijn verhandelingen zijn met de ene reeks na de andere "veronderstellingen" doorspekt. Dat kan op ontgoochelingen uitlopen. We nemen de zon nu onder de loupe.
Is de zon inderdaad een ronde vuurbol?
Het spreekwoord zegt: "Er is geen nieuws onder de zon". Het behoort ook tot "geen nieuws" te weten dat er onder de zon eens een tijd was dat ieder dacht te leven op een platte aarde, waarop dan ook de bouw van de Pyramide van Gizeh werd gebaseerd. Zelfs als men in de naaste toekomst op de scholen het leervak "platte aarde" gaat invoeren, is dit, onder de zon, nochtans oudbakken nieuws. Er is echter wel nieuws boven de zon......
Gedurende talloze eeuwen heeft de zon namelijk een geheim bewaard.......een geheim dat zij in zekere mate al bezig is prijs te geven.....De zon is namelijk geen ronde vuurbol. Wat dan wel?.....
Heel eenvoudig: De zon is komvormíg en richt haar straling enkel naar de platte aarde, waarop zij in haar rondgang een ronde lichtschijf werpt. Een bekrompen gedachte? Het is geen gedachte maar een ontdekking! Deze ontdekking kan gestaafd worden met argumenten, ten overvloede nog ondersteund door recente ontdekkingen van wetenschappelijke onderzoekers.
Bijvoorbeeld: Tot zijn grote verbazing constateerde ondermeer Dr. Julius een opzienbarend feit, dat hij in zijn respectabel werk "Zonne-fyscia" wereldkundig maakte nadat deze spreker er al jaren mee op de hoogte was: "Projecteert men op een wit scherm een zonnebeeld, dan treft in de eerste plaats, dat daarin de lichtsterkte afneemt naar de rand, langzaam, dan steeds sneller en sneller. Voor alle kleuren is de helderheid het grootst in het centrum; zij neemt geleidelijk af naar de rand, overgaand in zwak rood licht. Dit eenvoudige feit is, aldus Dr. Julius, "verwonderlijk lang onbekend gebleven”.
Dit wijst dus zonneklaar op een straling die, als vanuit een plafoniere, enkel naar beneden wordt gericht, zonder energie naar hoven te verliezen.
Jammer was het dat onze knappe Nederlandse amateur-astronomen, toen zij, na al hun serieuze voorbereidingen voor het waarnemen van een zonsverduistering boven het Zweedse plaatsje Figeholm, gehandicapt door bewolking, bot vingen. Nog tragischer werd het, nadat amateurs - nog wel voor eigen rekening - begin augustus 1959 waren vertrokken naar de Canarische Eilanden om er een totale zonsverduistering waar te nemen en het ook een mislukking werd. Helaas, want wat was de bedoeling? We geven de pers het woord: "Uit de waarnemingen van een Amerikaanse astronoom tijdens een totale zonsverduistering in Khartoem bleek, dat het temperatuursverloop aan de uiterste rand van de zon heel anders was dan de theorie zei. Dat was iets heel onverwachts, want de theorie was van oordeel: "Kan niet! Maar de praktijk".
In "Panorama" stelden twee schrandere militairen - vliegveld Leeuwarden - mij de vraag: "Als de zon komvormig is, dan zouden wij bij een lage zonnestand de komvorm moeten zien". Allicht, wanneer men geen rekening houdt met de wet der optica. Immers: Evenals in het schijnbaar naar de aarde gebogen hemelvlak de wolken schijnbaar hellend naar de aarde ombuigen, ziet men ook de laagstaande zon in een schijnbare zijstand. Ziet men ooit tegen de zijkant van laagstaande wolken aan? Welnu: zo kunnen we ook de zijkant van de zon niet zien. We kijken doorlopend tegen de onderkant van de zonnekom aan. Toch is het - sporadisch - wel eens voorgekomen dat de zon open kaart speelde en dus de ware vorm vertoonde. In het al vele jaren niet meer bestaande tijdschrift "De Wonderbare Wereld" werd het feit dat de zon zich in haar komvormige gedaante liet zien, met interessante foto-opnamen geïllustreerd. Ik ben het bewuste nummer uit mijn verzameling documentatie-materiaal op de een of andere wijze kwijt geraakt. De eerste de beste echter die me het zou kunnen verschaffen wordt er voor beloond.
Bevond de zon zich nu werkelijk 156 miljoen kilometer van de aarde? Ik heb reden dit te betwijfelen. Wanneer men eens een ruimteraket voor een baan om de zon zou gaan lanceren, toegerust met door zonne energie te voeden batterijen voor de radiosignalen naar de aarde, dan zullen de batterijen, zodra de raket zich boven de zwak stralende zonnebovenkant verheft weldra tekenen van uitputting gaan vertonen. Nee, ook hierover is het laatste woord nog niet gesproken. Het eerste woord is al gesproken. Tot grote ontsteltenis immers van de experts liet de door de Amerikanen gelanceerde Pionier V met het geven van radioberichten al heel spoedig verstek gaan. De eerste door de Russen gelanceerde Venus-raket viel ook al spoedig in slaap, en de Mariner II begon dito bedenkelijke kuren te vertonen tot schrik der technici die er naderhand blijkbaar nog een "oplossing" voor gevonden hebben. Deze feiten kunnen reeds motiveren dat de zon wel tienmaal dichter bij de aarde is dan men dacht, en.....de komvorm verraadt.
Zomer en winter op de platte aarde
Er ligt hier voor u een extra grote platte wereldkaart op de vloer. Op de platte aarde is er geen centraal noord- en geen centraal zuidpunt. Van het centrale punt uit verlengen we het noorden over de Stille Oceaan, links langs Nieuw-Zeeland tot in de witte ringwal eindigend. Omgekeerd de richting zuid over Afrika tot in de wal. Links uit naar west, en rechts uit naar oost. We spreken dus voortaan van Noord-Zuid-West en Oost-Antarctica waar de windstreken uiteen gaan. Vindt u nu de elkaar nimmer meer ontmoetende windstreken niet veel rechtschapener dan de in twee punten samenkomende richtingen noord-zuid op de globe?
Nu heb ik een zonnetje nagemaakt naar de vermoede vorm van de echte zon, namelijk komvormig naar de platte aarde stralende. Het is een doodgewone zaklantaarn waarvan u de huls moet wegdenken. De rand van het lensje heb ik met een rood doorschijnende kleurstof bewerkt, uitvloeiend. In het midden van het zonnetje, zoals we het zullen noemen, is de lichtuitstraling dus fel en wordt geleidelijk zwakker naar de rose rand, overeenkomend met de echte zon, zoals de spectraal-analyse het aantoont.
We bevinden ons wederom in het duister. Ik ontsteek het kunstzonnetje en beschijn het aardplateau zo, dat de ronde lichtschijf ongeveer de helft van het plateau bestraalt. Deze reikt tot aan de grens van het witte wintercentrum en reikt anderzijds tot diep in het witte grensoord. De micromensjes die nu op deze platte aarde in de ronde lichtschijf bivakkeren, noemen deze: de dag. Hun soortgenoten in de schaduw er omheen: de nacht. Nu valt voor ons, van bovenaf gezien, dit nachtelijk duister erg mee, maar voor de micromensjes valt het, van de aarde af gezien, natuurlijk erg tegen. Zij hebben niet het vermogen zoals wij, enorme reuzen bij hen vergeleken, de hele platte aarde te kunnen overzien, verre daarvan.
De daglichtschijf beslaat nu half Noord-Amerika, heel Zuid-Amerika, de Noord- en Zuid-Atlantische Oceaan, heel Afrika en Europa ruimschoots. In duisternis gehuld liggen: de Indische Oceaan, driekwart Azië, Australië en Indonesië, Nieuw-Zeeland, de Stille Oceaan en de helft van Noord-Amerika.
Op deze wijze nu zullen we, ongeveer met de equatoriale zone op het plat, het zonnetje een rondgang laten maken. Kijk, het centrale winteroord blijft onaangeroerd, de rand van de daglichtschijf gaat er omheen schuiven. In het centrum nu is het - in december - hartje winter. Het is daar nu het koudst, omdat de zwakke randuitstraling van de zonnekom er nauwelijks meer van invloed is. Let wel: Het is een bewezen feit, dat de zon medio december - de 2le - dichter bij de aarde staat dan in het hartje zomer - 21 juni, dan is de zon het verst verwijderd van de aarde. De zon gaat jaarlijks in een schroefbaan op en neer. Daarom neemt de zonnelichtschijf in de zomer natuurlijk een vergrote vorm aan, de spreiding van haar vermogen neemt in het zomerseizoen nu wel het wintercentrum in beslag.
Zo nu is het ook verklaarbaar dat wanneer de zon in december het dichtst bij de aarde staat en haar lichtschijf en stralend vermogen krimpt, de centrale midwinterperiode samenvalt met de Europese, de Siberische en Canadese winter, des te strenger naar de richting van het centrum en milder wordend in omgekeerde richting, waar de landen meer liggen onder de intensiever wordende zonne-invloed.
In de Tropische zone is en blijft de intensiviteit van de zonne-invloed het grootst omdat de zonnebaan overwegend over deze zone loopt, zij het enigermate heen en weer bewegend in een jaar.
Nu ligt de zonne-ecliptica niet parallel met het aardplateau, doch we demonstreren het zo maar even voor het gemak. De jaarlijkse heen en weer gaande zonne-ecliptica ten opzichte van het aardplateau, of de heen en weer waggelende beweging van het aardplateau ten opzichte van de zonne-ecliptica - een relatief begrip - veroorzaakt dus de seizoenwisseling van de zomer naar de winter en omgekeerd, Deze heen en weer gaande bewegingen hebben tot gevolg, dat de zonnekom in december 5.000 kilometer van ons wijkt, en in juni weer zoveel nadert. Dit kunnen we maar al te goed waarnemen aan de hoge middagstand van de zon in de zomer, en de lage middagstand in de winter.
Toen we zojuist de zonneschijnwerper in het rond lieten gaan, werd het dag op Madagaskar, India, China, de Sovjet-Unie, Australië, Nieuw-Zeeland enzovoorts. In Zuid-Amerika wenste men elkaar "good night", waarna Afrika in het nachtelijk duister werd gehuld en zo maar door, afwisselend.
Nu zal ik de zon nog even de hogere zomerse stand geven en in het rond laten gaan. U ziet het......de daglichtschijf heeft zich door de hogere zonnestand vergroot, en nu de zon in culminatie is, neemt de lichtschijf ook het centrum in beslag. Hoewel het hier natuurlijk winter blijft, vanwege de zwakke randuitstraling van de zonnekom. Het werd in de Europese, Siberische en Canadese zone lente, successievelijk zomer tot en met de culminatie van de zon. Toen ik - na 21 juni - de zon geleidelijk weer,dichter tot de aarde bracht, kromp de spreiding van de zone-invloed naarmate de lichtschijf zich verkleinde. Daardoor ging het in en om het centrale winteroord weer door de herfst naar midwinter. Gedurende de wintermaanden leven we in onze zone dus in de zwakke zij-invloed van de zonneplafoniere; in de zomermaanden onder het bereik van de meer intensieve invloed.
In het grensoord van de platte aarde is en blijft het kouder dan in het centrale winteroord, tengevolge van de ijle lucht daar, waarvan de ijlheid toeneemt naarmate het einde onze platte woonstee nadert. De zonnekom wankelt. Tijdens een zeer strenge Europese, Noord-Amerikaanse, Russische winterperiode richt de zonnekom haar warmtespreiding meer dan normaal naar de witte ringwal om de platte aarde, in het nadeel van het wintercentrum, het oude noordpoolgebied. Zo betekent dus een milde Europese winterperiode: een barre winterperiode aan de ringwal. Een milde winterperiode aan de ringwal: een barre Europese winterperiode,hetgeen de december-, januari-, februariperiode van 1962-63 alleszins bewezen heeft!
Voor het ontstaan van de seizoenen, lente, zomer, herfst en winter behoeft de aarde dus niet bepaald een bol te zijn.
Nu ziet men de poolster van alle kanten steeds onder een zelfde hoek en daar de poolshoogte verandert bij verplaatsing op de aarde, zouden we moeten aannemen, dat dus het oppervlak van de aarde niet plat, maar gebogen is. Mijn visie luidt: Omdat de poolster in het centrum van de platte aarde staat, ziet men hem ook van alle kanten onder eenzelfde hoek. De poolshoogte verandert echter bij verplaatsing op de platte aarde schijnbaar evenredig met de afgelegde afstand in......de bolle oogspiegel in het optisch, dus schijnbaar naar de platte aarde gebogen hemelvlak. Het is nu slechts een op- en neergang in het perspectief zonder meer.
Hoe komt het nu dat men op het zuidelijk halfrond de poolster niet kan zien en wij het zuiderkruis niet? Maar daarvoor behoeft de aarde ook niet bepaald een bol te zijn.
Het kan ook zo zijn: Op de platte aarde kunnen bijvoorbeeld de Nederlanders niet kijken in de wolkenstolp der Belgen en zij niet in de wolkenstolp der Nederlanders. In Nederland kan men zich onder een blauwe hemel in stralende zonneschijn bevinden, terwijl men hier niet kan zien dat in België een wolkendek de zon verduistert. De Belgen daarentegen kunnen niets zien van het stralend zonnetje aan de blauwe hemel in Nederland waar geen vuiltje aan de lucht is. Dit belet wederkerig de sferische aberratie in de ooglens.
Welnu: Zo is het natuurlijk, zij het in omvangrijker mate, ook met het sterrenhemelbeeld. Hoewel de aarde plat is, is men in het noorden niet in staat te kunnen kijken in het - optisch - stolpvormig hemelbeeld der zuiderlingen en dezen niet in dat van ons noorderlingen. Zij kunnen de poolster niet zien, zomin als wij het zuiderkruis. Professor Oswald Thomas zegt het immers zo treffend juist: "Beweeg ik mij over het aardoppervlak dan ontmoet ik zoveel standen van de hemelbol als er punten zijn waar mijn oog zich in werkelijkheid bevindt".
Terstond na de publicatie der oudbakken boltheorie van Dr. Weenen merkte in hetzelfde tijdschrift de zeevaarder George Blond op: "De sterren schitteren boven de horizon gewoonlijk maar heel zwak en zelfs de helderste kan men pas onderscheiden als ze enkele graden boven de horizon staan".
U begrijpt nu wel hoe dit komt: de van de aarde opstijgende dampen en onzuiverheid, worden in het perspectief verdicht tot de genoemde mistlinie. Deze linie camoufleert op de platte aarde echter het verschiet van het ene land voor het het andere. Alleen de radiogolf, radar en t.v. reikt er doorheen. Wanneer we in de nacht nu de blik naar de poolster richten, prijkt dus achter onze rug hoog aan de hemel toch het zuiderkruis, en wie in het zuiden naar het zuiderkruis kijkt heeft achter zich, hoog aan de hemel toch de poolster.
Maar hoe snel men zich nu ook omkeert om de werkelijkheid even te willen zien, het hemelvlak sluit zich, sneller dan het denkvermogen het kan vatten tot een koepelvormig sterrenhemelbeeld in de bolle spiegel van het oog, weer toe.
Respectievelijke zonsop- en ondergangen
Om nu ook de schijnbare zonsop- en ondergangen boven de gehele platte aarde te demonstreren is het nodig dat u zich dit realiseert: Op het grote project van de platte aarde dat nu op de tafel ligt, bevinden zich mensen die u zich nog kleiner dan microben moet voorstellen; een heel niet overdreven verhouding. We zouden de micromensjes met een duizendmaal vergrotende microscoop nog niet kunnen zien. Ze zijn er echter wel.
In het bolle oogspiegeltje van zo'n mícromensje projecteert het hemelbeeld zich dus koepelvormig en wel zo beknopt, dat het voor hem lijkt alsof alleen zijn kleine landje van horizon tot horizon door de hemelstolp van de rest der wereld afgesloten wordt. En dat is overal schijnbaar het geval.
Om voor ons van bovenaf gezien zulk een optisch schijngeval aanschouwelijk te maken, deponeer ik de voorste pool van een lensje, bij wijze van optisch hemelstolpje op het minieme Nederlandje dat er geheel door overkoepeld wordt. Er bivakkeren nu dus onder het kristallen stolpje op de Nederlandse bodem micromensjes, die, naar omhoog kijkende, een machtig - stolpvormig - hemelbeeld aanschouwen, als ware het de helft van een hemelrond.
We experimenteren nu weer even in het duister. Weer ontsteek ik het imitatie-zonnetje dat enkel naar de platte aarde straalt. Ik richt de ronde lichtschijf nu op de oostelijke helft van het aardplateau, b.v. op Azië en Australië, waar Nederland buiten valt. Nu laat ik het zonnetje boven het aardplateau rondcirkelen van het oosten naar het westen.......
Kijk, in het Nederlandse heldere hemelstolpje daagt het aan de oostkant.....tegen de bodem in het stolprandje reflecteert zich een "opkomend zonnetje". Het zonnebeeldje stijgt in het stolpje......en nu ik de echte zon - steeds even hoog boven de platte aarde - over het zuiden naar het westen laat gaan, zien de micromensjes aan hun hemel "de zon" tenslotte dalen en in het westen gestadig verdwijnen tegen het stolprandje, waarna de "schemering" invalt tot en met de "nacht".
Nu plaats ik ook zo'n lensje bij wijze van (optisch) hemelstolpje op Australië, waar de mensen, op hun beurt, het hemelbeeld beknopt zien. Weer laat ik de zon rondgaan, aanvangende boven de Indische Oceaan.....ziet......in de hemelstolp van Australië nu daalt de zon.....in die van Nederland komt de zon op.......het werd in Australië nacht, in Nederland dag.
We deponeren zulke hemelstolpjes nu respectievelijk ook op Nieuw-Guinea, Zuid-Afrika, Californië en Hawaii, alsnog eentje in het midden op het centrum van de platte aarde.
Interessant hé....tijdens de rondgang van de echte zon, nu in de hoge juni-stand, gaat het zonnereflexje in het centrum stolpje zonder op en ondergang laagstaand in het rond.....in Nieuw-Guinea, Zuid-Afrika, Californië en Hawaiï niet, daar neemt de zon respectievelijk bijna de grootste boog in de stolpjes, tengevolge waarvan het zonnetje er sneller op en ondergaat dan boven Nederland. De Nederlanders zien het zonnebeeld met de optische horizon meeschuivend verschijnen en verdwijnen, waardoor hier de ochtend- en avondschemering van langer duur is.
Nu heb ik bovendien nog een tiental van zulke heldere hemelstolpjes langs de witte ringwal van de platte aarde geplaatst, daar waar zich waarnemingsposten van micromensjes bevinden. Ik laat de zon nu haar lage decemberstand innemen. (De zon gaat in een schroefvormige baan van de winter naar de zomer, en omgekeerd, van de aarde op en neer, welk feit zich kenmerkt door de in de zomer kleiner en in de winter groter lijkende zon). In het winterseizoen nu wijkt de zon 5.000 kilometer af van de Europese, Canadese en Russische zone; zeer in het nadeel van het centrale winteroord, waar het zonnebeeldje gedurende enkele maanden niet boven de rand van het stolpje komt.
Thans in het voordeel van Antarctica, de ringwal van de platte aarde. Hier ziet men nu laag in de stolpjes de "zon" van rechts naar links gaan, in optische bogen tegengesteld van de reële zonnebaan.
Nu wijken rond de witte ringwal de optische normen af van die elders op de platte aarde. Ze zijn in hoge mate afwijkend zodat men er van "een spiegelzaal in de lucht" spreekt, waar het zonnebeeld zich - optisch - splitst in "schijnzonnen" die geen warmte doch alleen licht verspreiden ter tegemoetkoming aan de daar levende fauna.
Alvorens we ons nu de gecompliceerde situatie van licht en duisternis in het gebied van de witte ringwal gaan realiseren aan de hand van de gegevens uit het verleden en uit recente ontdekkingen, moeten we ons eerst nog een ogenblik bezighouden met de scheve stand der zonne-ecliptica.
De scheve zonne-ecliptica
Nadat men de aarde een bolvorm toedacht, werd men genoodzaakt de globe in zijn standaard scheef te stellen ten opzichte van de zonne-ecliptica. Thans keren we de rollen om: we plaatsen de zonne-ecliptica scheef boven het aardplateau. Het hoogtepunt ervan ligt nu in het oosten boven de Indische Oceaan, het laagtepunt in het westen boven de Stille Oceaan. We zullen de scheve zonne-ecliptica nu ook even demonstreren, aanvangende boven de Indische Oceaan.
We houden hier het zonnetje nu hoger dan zojuist, tengevolge waarvan u ziet dat de ronde lichtschijf op het aardplateau enigszins groter is dan voordien. Terwijl ik de zon nu in haar baan laat dalen naar haar laagste stand boven de Stille Oceaan, werd de ronding van de lichtschijf - de dag - in het westen kleiner. De dag is het kleinst in de Europese winter, het grootst in de Europese zomer. Dit staat dus in nauw verband met de jaarlijkse schroefvormige scheve op en neergang van de zonne-ecliptica.
Dit verklaart ook dat in Europa de dagen in juni te lang zijn en in december - Kerstmis -- te kort zijn. Dit feit was met de globe moeilijk overeen te stemmen, aangezien de bol, hoe men het ook bekijkt, altijd precies half verlicht en half verduisterd blijkt te zijn, waardoor de noodzakelijk voorkomende "tijdvereffening" gekunsteld werd en blijft. Daarentegen lijkt me op de platte aarde met de op en neer gaande zonneplafoniere tijdvereffening vanzelfsprekend.
Het spreekt nu ook vanzelf dat, vanwege de laagste zonnestand in het westen der drijfijszone tegen West-Antarctica - Mary Byrdland - veel breder is dan de drijfijszone tegen Oost-Antarctica met haar hogere zonnestand.