Invitatie
Stel, dat u al sinds geruime tijd verlangd had om eens een home in de duinen te bewonen en dat uw wens - zoals met mij het geval is - opeens in vervulling ging. Dan zou u natuurlijk niet zo egoistisch zijn om van zo'n kostelijk bezit in uw eentje te genieten zonder meer. Ik ook niet, waarom dan ook op de voorgevel „Welkom” heb laten schilderen. Toch was ik hier veelal moederziel alleen, waarvan ik - trouwens niet afkerig ben, maar het was juist nu de bedoeling niet. Thans echter heb ik bezoek - het zijn joviale vakantiemensen uit de buurt, met wie ik op prettige wijze in relatie kwam. Zij hebben namelijk blijk gegeven in mijn studie belang te stellen en wel zo welgemeend, dat ik hen, drie dames en drie heren, heb uitgenodigd voor een door mij te houden causerie. Er zijn al twee paren present, ik sta uit te kijken naar het derde paar... . De tijd van afspraak is eigenlijk al ruimschoots verstreken; zij zullen allicht onverhoeds verhinderd zijn en kunnen me hier niet opbellen.
Ja, ik reken niet meer op hen. Wist ik maar anderen. Of..... mag ik ú inviteren? Bedenk evenwel dat het een onderwerp betreft waarover ik een mening heb die flagrant tegen de algemene opvatting indruist. Kijk, dat zit zo: Tot mijn 35e levensjaar - ik ben nu al dik in de zestig - heb ik me in de kosmologie verdiept. Ik was er tot en met in ondergedompeld en tolde met de aardbol rond. Totdat...... de bol in mijn bol fictief werd en er, na een meedogenloze strijd, uit werd verbannen en...... de platte aarde ervoor in de plaats kwam. Nee, een intellectueel aardigheidje is het beslist niet: het is ernst..... Zegt u maar ronduit of u er interesse voor hebt of niet..... Accoord? Prachtig, dit stel ik zeer op prijs, u bent nog net op tijd.
Mag ik u voorstellen.... Neem plaats in die fauteuil..... Vindt u het hier erg warm? Wacht, ik zal de serre deuren openzetten. En.. hoe vindt u hier het uitzicht op de zee....
Een voortreffelijk vergezicht, zegt u? Excuseer me dat ik kritisch glimlach - u maakt namelijk een denkfout. Maar stel u gerust, hoor, zojuist heeft een van de dames u overtroffen. Ze zinspeelde op haar „tegenvoeters”. Ja, ik begrijp de reden waarom u mij verbouwereerd aankijkt, ik was even ondeugend door u erin te laten tippelen voor de ontnuchtering waarvan u me straks wellicht erkentelijk zult zijn.
Wees er echter van verzekerd dat logica mijn devies is, met als doel: bollandisten uit een eeuwenoude roes te wekken. Dat het precair kan worden als de dromer in casu zich „broodnuchter” waant en mij daarentegen als een „dromer” kenschetst, laat zich denken. Maar voor die grappige situatie ben ik wel op mijn qui-vive. Het gaat gelukkig over een concreet onderwerp waarvan het fundamentele principe de kritiek stevige weerstand moet kunnen bieden. Als ik daar niet op was toegerust, dan zou ik hier niet met beide benen stevig op de grond staan maar mijn mond gehouden hebben.
Nu weet ik dat ik niet alles weet en maak me ook niet wijs dat u het, op mijn gezag, terstond met me eens zult zijn. Ik was ook niet zomaar in een bevlieging overtuigd, verre daarvan, het werd een langdurige periode van hersengymnastiek en dus ernst. De stellingen zijn deze:
- Dat de aarde niet draait en zich niet om de zon beweegt.
- Dat we geen tegenvoeters hebben en er ook geen sterrenhemel onder de aarde is.
- Dat de zon niet groter, maar kleiner is dan de aarde en veel dichter bij staat dan aangenomen werd.
- Dat we niet met, maar IN het oog zien.
- Dat en vliegtuigen en kunstmanen en astronauten, wetmatig gelijk de zon en maan, om en nabij de equatoriale zone rond cirkelen met het oude noordpoolgebied als Centrum.
- Dat de maan werkt als een spiegel waarin de ganse aarde zich in het plat reflecteert.
Nu sta ik hier als autodidact. Verwacht van mij dus geen betoog naar streng academische normen. Ik lanceer ideeën en mijn bewijsvoering is op feiten en logische conclusies gebaseerd.