Het Platte Projekt

Uitgaande van het „aspunt” van het oude noordpoolgebied, heb ik de wereldkaart in het plat geschematiseerd. Van het bewuste punt uit trok ik de meridianen als de spaken van een wiel uiteenlopend. Voorts trok ik van dat middelpunt uit de parallelcirkels tot en met de evenaar - nu een ring op het plat - waaromheen in plaats van kleinere, steeds grotere cirkels. Op deze spinneweb-constructie nu heb ik de vormen aller werelddelen geplaatst. We hebben nu een schema dat in principe overeenkomt met de vliegkaart voorkomend in een „Gids voor Interlokale Diensten” van de K.L.M., alsook met het project dat benut wordt door de deskundigen die het draadloze net van het Britse Gemenebest vanuit Londen bedienen. In principe ook met de platte wereld en zeekaarten die men op de grote vaart gebruikt. En met het symbolisch van land- en volkenkunde geïllustreerd ontwerp in de kinderkamer van het Paleis te Soestdijk. Bovenal overeenkomstig met.......het embleem op de vlag der Verenigde Naties.

afbeelding 11

Op al deze kaarten - behalve op de mijne - werd de zuidpool verwaarloosd alsof deze er niet is. Men wist er op de platte kaart kennelijk geen raad mee. Begrijpelijk, want uit de overtuiging dat de aarde een bol is met twee polen, wordt op de platte kaart het zuidpoolgebied nu juist een hachelijk probleem.

Nu kan men mij verwijten: Gij hebt daareven buiten de evenaar de oceanen ongehoord verbreed. Pardon, zo luidt dan mijn repliek: Om de oceanen aan te passen bij een bolvorm, schoof men deze ongehoord ineen, in strijd met de werkelijkheid!

Zoals u ziet, spreiden op mijn platte project buiten de evenaarscirkel de oceanen zich al wijder uit. Zo kwamen indertijd naar alle kanten de eerste zeevaarders terecht in drijfijs, dat hen een „halt” toeriep en hen noopte terug te keren. Het was de drijfijs-zone, waarna de barrières volgen; doch daarvan wist men toen het bestaan nog niet. De een na de ander kwam echter - heel begrijpelijk - tot de foutieve gevolgtrekking dat daar achter het drijfijs de tegenpool van de noordpool lag. De optische schijn van het hemelbeeld, contra de optische ronding der gezichtseinder van de aarde, belette hen zich te realiseren dat de situatie er heel anders ligt. En zo bleef het abuis bestendigd van jaar tot jaar, eeuw tot eeuw. In de naaste toekomst zullen nu wel de nodige onthullingen aan de openbaarheid moeten worden prijsgegeven, voorzover dit al niet in zekere mate het geval is.

Mijn platte aarde doet denken aan de vorm van een stadion, met een tribune er omheen in de vorm van een ringwal van ijsbarrières, hellend tot een zeer respectabel niveau. De oude noordpool is daarentegen een centraal geval, slechts een drijvend ijsveld. In de buurt hiervan, op Nova Zembla, zagen de Hollandse zeevaarders (expeditie Gerrit de Veer) op 24 januari 1957 de zon 14 dagen vroeger dan werd verwacht. En soortgelijke verschijnselen zijn er meer waargenomen. Dat bol theoretici dit niet konden verklaren spreekt vanzelf, waarom de harde feiten dan ook maar liever naar het rijk der fabelen verwezen werden en men de bloedernstige getuigen degradeerde tot „grapjassen”. Pas eeuwen nadien worden ze een beetje gerehabiliteerd.

In plaats dus van een zuidpool onder de aarde, domineert om de aardschijf de witte ringwal. Het geheel is een enorm bassin. Uit het water verheffen zich de vaste landen als enorme schollen.

Deze fundamentele stelling, waarvan ik uit ga, berust ontegenzeggelijk op een zeer oud principe. Toch stemt de moderne zeevaartkunde er wel enigszins mee overeen. In het "Leerboek Zeevaartkunde” van W. Noorduin bijvoorbeeld verklaart de schrijver: „De zeekaarten stellen de aarde voor op een wijze, die veel afwijkt van haar ware (lees: „ronde”) gedaante, waar de meridianen, die op de aarde (lees: „aardbol”) in polen samen lopen, op de zeekaarten steeds dezelfde afstand van elkaar behouden, terwijl de parallellen, die op aarde naar de polen steeds kleiner worden, op de kaart even groot blijven. Gerard Mercator, een Vlaams aardrijkskundige, vond in de zestiende eeuw de wassende kaarten, de vergrotende breedtekaarten uit. „Om breedten te vergroten?” Ja, natuurlijk: „De metingen worden onnauwkeurig naarmate de koers dichter bij oost of west valt”. Pleit dit al niet in het nadeel van de globe en in het voordeel van het plat? Op de grote vaart koppelt men de koersen naar het plat. Dit deed men oudtijds ook toen nog niemand aan een ronde aarde dacht. Er is dus tussen de antieke en moderne carto- grafie een principiële overeenkomst vast te stellen.

Er hangt in de Bank van Internationale betalingen te Bazel een bijzondere klok. Op de wijzerplaat komt een plat wereld schema voor, met.....de noordpool als as, die een zevental wijzers richt naar een vierentwintig-uur-becijfering, die van alle landen de tijd aangeeft. Wie dit nu met de globe in logische overeenstemming acht, moet het óók logisch vinden als men, uitgaande van het zuidelijk halfrond, met dus de zuidpool als as, evenzeer een klok met voor alle landen de juiste tijd aangevende wijzers kan construeren. Deze methode moet echter schip-breuk lijden. Met „de proef op de som” komt men ogenblikkelijk tot de ontdekking dat het absoluut niet kan. Er ontstaat dan een hopeloze situatie: de werelddelen worden ondefinieerbaar, ze vallen als brokstukken uiteen. Het resultaat loopt uit op een gedrochtelijk mis product. Hoe dat kan? Een goede verstaander heeft maar een half woord nodig.

Mijn platte aarde is dus omringd door barrières. Ik dacht zo: Laat ik mijn stamnaam Dijkstra „eer” aandoen, met om de algehele platte aarde een „dijk” te leggen. Wie over deze afsluitdijk geringschattend denkt, heeft verzuimd te luisteren naar mannen die het kunnen weten. Eén der eerstelingen, die de barrières betreden hebben, namelijk Admiraal Byrd, verklaarde dat deze ijsbarrières vijf- tot tienduizend voet hoog zijn. Dit betekent: vijftien tot dertig maal hoger dan de Dom te Utrecht. Dit is geen overdrijving, aangezien volgens de Russen de hoogten ervan in oost-Antarctica nog beduidend groter zijn. En zulk een gigantische wal als waterkering nu heb ik om mijn platte aarde juist nodig. Ik moet de oudbakken interruptie „als de aarde plat is zou men er af vallen” de kop in drukken. Want dat het van de platte aarde af vallen zo'n vaart niet loopt, zelfs onmogelijk is, zal ons wel duidelijk worden. Het is immers herhaaldelijk gebleken dat daar uiteindelijk een „tot hiertoe en niet verder” is....waar de lucht steeds ijler wordt, de temperatuur tot meer dan honderd graden onder nul daalt, en alle organisch leven ophoudt te bestaan. Waar alle normale wetten van het perspectief verdwijnen in een onmogelijke wereld van bedriegelijke schijn, met tot besluit een moorddadig vacuum, een woestenij vanwaar niemand wederkeert als men de grens van het ontoelaatbare overschrijdt. Dat hiermee niet valt te spotten, daarover zullen we straks ons licht opsteken uit goede bronnen.

Toen de Walvisvaarder Willem Barendsz zijn eerste reis naar de zuidelijke ijszee ondernam, bevonden zich daar 15 expedities, afkomstig uit vijftien landen, namelijk zeven Noorse, vier Engelse, een Rus, twee Japanse en een Nederlandse, met gezamenlijk 128 vangboten, jagers, die over grote afstanden van hun respectievelijke drijvende fabrieken voeren.

Om een beknopt zuidpoolgebied nu, zoals de globe aangeeft, moeten al die 128 jagers elkaar toch wel lelijk dwars gezeten hebben met onvermijdelijke conflicten tot gevolg. De bemanning van de Willem Barendsz verwachtte dan ook persé ontmoetingen. Tot hun niet geringe verbazing echter zo luidden de persberichten - heeft men geen schim van de meer dan honderd andere jagers kunnen zien. Dit bewijst wel, dat de wateren daar veel uitgestrekter zijn dan de globe het doet voorkomen. In „Walvis aan stuurboord” vertelt Jaap Kolkman: „In het laatst voor de oorlog bevonden zich in de zuidelijke ijszee 34 moederschepen met 281 vangboten in bedrijf”. Hadden de bemanningen van al die 281 jagers nimmer ruzie door elkander walvisjes af te snoepen? Dat blijf ik mij afvragen. De jagers zwierven langs de hele omtrek van de platte aarde. Hier hebben de walvissen zich dan ook formidabel bij de formidabele afstanden aangepast, ze hebben er ruimte in overvloed, waardoor hun aantal dan ook wel zo groot werd, dat men met al die vangboten, ondanks een jacht van vele jaren, liefst 15.000 per seizoen van 70 dagen - in 1957 zelfs 35.000 - ze nog lang niet heeft uitgeroeid.

Ook niet prettig voor de globe waren de schietloodproeven in mijnschachten in Florida. In twee schachten, een kilometer uiteen, hing men twee loden tot op een diepte van 1.300 meter, waar men door een gangverbinding zeer nauwkeurig de afstand kon bepalen. En wat gebeurde? In plaats dat de loden dichter bijeen hingen, zoals men boltheoretisch had verwacht, hingen ze 18 cm verder uiteen. Dit nu pleit voor het stadion-project met zijn hoge massieve ringwal, hoewel men hieruit ook de conclusie zou kunnen trekken dat de oeroceaan onder de aarde uitloopt op een ijskom, of dat het aardoppervlak enigszins hol is als een schotel. lets bol of iets hol, accoord, als men maar in acht neemt dat ik onder mijn platte aarde versta: dat we geen tegenvoeters hebben.

Pleidooi voor de platte Aarde

Aantekeningen