Antwoord op vragen

Ik weet dat ik niet alles weet. Gelukkig maar, want dan zou er voor een nieuwe generatie niets meer te onthullen overblijven. Op het spervuur van vragen heb ik een selectie toegepast en koos de vragen welke direct in verband staan met het principe van mijn betoog. Er werd me gevraagd:

  1. Hoe verklaart u nu de getijwísselingen.
  2. De slingerproef van Foucault.
  3. De declinatie van het kompas.
  4. De zonnekeerkringen.
  5. De door Buys Ballot ontdekte wet.
  6. Hoe kan de vaste aardmassa blijven drijven.
  7. De vulkanische uitbarstingen.
  8. De zwaartekracht.
  9. De passaatwinden.
  10. Hoe kan de gemiddelde wereldtemperatuur hoger worden.
  11. De zonsverduisteringen.
  12. De maansverduisteringen.
  13. De planeten en de astrologie.
  14. De rondcirkelende kunstmanen.
  15. De eerste astronauten.
  16. Draait de platte aarde of de sterrenhemel ?

Ik verheug me dat deze vragen zijn gesteld, want er zijn er bij van beslissende betekenis. We beginnen met het getij.

1. De getijwisselingen

We leerden op school dat de getijwisselingen, eb en vloed, door de maan worden veroorzaakt en onderhouden. Bij het hoger onderwijs is het de samenwerkende aantrekkingskracht van de zon en maan. Dat dit ook op de platte aarde het geval kan zijn is natuurlijk uitgesloten. Dit staat dus vast.

Nu vraag ik: Is het een bewezen feit dat eb en vloed door de genoemde magnetische trekkrachten veroorzaakt worden? Wie deze vraag met "ja" beantwoordt, is bij zijn tijd ten achter, het wordt al dertig jaar anders verklaard. Luister maar eens naar wat deskundigen er van zeggen:

Prof. Pannekoek verklaarde in zijn boek "De Wonderbouw der Wereld": "In ieder oceaanbekken ontstaat een eigen, uiterst ingewikkelde golfbewegíng; waar zulk een golf aan de ingang van een zeearm komt, rolt zij daarin voort volgens haar eigen wetten, zonder zich verder om de maan te bekommeren, soms zelfs in oostelijke richting tegen de beweging der maan in. Men heeft weleens gemeend dat tenminste over de grote oceanen, zoals de Indische en de Stille Oceaan, de vloedgolf vrij regelmatig van het oosten naar het westen voortrolde; maar in werkelijkheid is de beweging van het water hier oneindig gecompliceerder; hier vindt men plaatsen zonder getijwisselingen, waar de vloedgolf in een kring omheen loopt; daar vindt men gebieden, waar de gehele watermassa als in een tobbe heen en weer schommelt. Voor de Atlantische Oceaan is de vloedgolf nog het best bekend. Uit de Zuidelijke Ijszee komt de vloedgolf aanrollen, en loopt door deze oceaan, die eigenlijk niet meer dan een brede zeestraat is, noordwaarts. Met de maan heeft deze golf niets meer te maken".

Voorts: "Zo eenvoudig en natuurlijk de verklaring van de eb en vloed in het algemeen is, zo moeilijk is het de ingewikkelde bijzonderheden van de verschijnselen uit de vormen van het aard(bol) oppervlak te verklaren".

In "Het Leerboek Zeevaartkunde" licht W. Noorduin het vraagstuk aldus toe: "De methode voor het berekenen die hierbij gevolgd wordt, is in algemene trekken deze: Er wordt aangenomen, dat de getijwisselingen het gevolg zijn van de aantrekkende werking van, in hoofdzaak, zeven denkbeeldige hemellichamen, die hun invloed uitoefenen op een aardbol, die omringd is door een laag water, die overal even diep is".

Men laat dus de maan en de zon buiten beschouwing in de plaats waarvan men, waar men ze wil hebben, zeven fictieve hemellichamen in het leven roept, die er evenmin zijn als dat er om de aarde een laag water is die overal even diep is. Het is weliswaar een geniale methode waarop men de getijwisselingen, let wel: "alleen aan de kusten van Europa benaderend kan berekenen", maar op grond van zulke gecompliceerde hypothesen is het toch zeker gerechtvaardigd om de 'invloeden van de maan en de zon te betwijfelen, zo al niet te ontkennen.

Dat deskundigen er veel van weten is dus onjuist. Dit heeft indertijd ingenieur Maris, de directeur-generaal van Rijkswaterstaat, na de stormramp van 1953, doen blijken, toen hij de alarmerende tijding bracht dat de springvloed de zestiende februari er op volgend nog hoger zou zijn. En wat geschiedde? "Luctor et emergo" triomfeerde, de zee was zo kalm als een lammetje. Zon en maan lieten verstek gaan! En de fictieve hemellichamen stonden op non actief.

Een soortgelijke, maar veel grotere misrekening heeft zich bij de catastrofale overstroming in februari 1962 in Duitsland voorgedaan. Voordat de vloed haar hoogtepunt bereikte, was er een tragische vergissing van de weerkundige dienst in het spel. De kruin van de dijken was namelijk nog ongeveer een halve meter hoger dan de berekende hoogte van de dreigende vloed, waardoor men de geruststellende mening publiceerde, dat er geen reden was voor evacuatie. De onvoorziene ramp kwam toch en kostte honderden mensenlevens.

Nu moet u niet denken dat ik er de weerkundige dienst de schuld van geef, verre daarvan. Ik wil alleen maar aantonen dat er iets niet klopt. Ook moet u niet denken dat ik dergelijke problemen met de waggelende platte aarde als basis zomaar even kan oplossen, hoewel het me voor komt dat het principe van het ontstaan der getijden dan toch wel veel bevattelijker is.

U heeft natuurlijk wel eens nonchalant een groot zilveren muntstuk op een toonbank geworpen, met het gevolg dat het geldstuk waggelend bewoog voordat het stil bleef liggen. Op deze wijze nu, maar heel statig, stel ik me de waggelende beweging van de aardschijf voor, namelijk een dagelijkse- en, al waggelend, één heen-en-weer-beweging in het jaar. Dat de aarde meer dan tien verschillende bewegingen beschrijft, werd reeds lang wetenschappelijk vastgesteld, al werd dit dan toegepast op een bolvorm. Daarentegen zinspelend op "een platte, in de wateren drijvende aarde" schreef men oudtijds op het perkament; "De aarde waggelt gelijk een beschonkene". Met andere woorden: De aarde zwalkt deinend naar alle kanten heen en weer.

Volgens dit principe spreekt het vanzelf, dat het water in dominerende zeegebieden als in een "tobbe" heen en weer schommelt; dat het water hier en daar in enorme kringen ronddraait en naar elders voortrolt in gecompliceerde golfbewegingen.

Nu is het tijd het gevalletje te vertellen van die jongen met het bord erwtensoep met kluif. De rakker kreeg het gevulde bord voor zich, de kluif rustte op de bodem van het bord en stak boven het soep-oppervlak uit. De enigermate in delen gerekte kluif beschouwde hij als de werelddelen met de oceanen er omheen. Nu tilt de deugniet het geval op en zegt: "Kijk, vader,.....als ik het bord een schommelende beweging geef, ontstaan er tegen de kusten der kluifcontinenten getijwisselingen. Bij een sterke beweging komt er een spring-vloed. Opletten! Schepen (spliterwten) worden op de kust geworpen......hup.......leuk he, vader? Nu beweegt het soepoppervlak niet eens ten opzichte van de vloer en het plafond. Alleen het bord, de aarde, met de boven de soep uitkomende continenten, beweegt ten opzichte van het soepoppervlak"

. De vader vond de voorstelling van zijn zoontje zo gek nog niet. Naar het principe van dit experiment zouden we ons wel enigszins een idee van de getijwisselingen kunnen vormen. De aardmassa, volgens moderne deskundigen 30 à 60 km dik, behield, sinds de opduiking uit de oeroceaan, hiaten; bodemloze diepten in de oceanen van waaruit het water van de moederschoot, waarin de aarde rust, door de deinende beweging zich doorgeeft aan de boven liggende watermassa's. Er vinden dientengevolge in de oceanen terugvloeiingen en opstuwingen van het water plaats. Dit leidt tot enorme draaikolken, zoals bijvoorbeeld in de Saragossa-zee in het midden van de Atlantische Oceaan. Hier is, tijdens de draaiing van de watermassa, het niveau van het water- oppervlak dan ook afwisselend hoger en lager.

Het gevolg ervan is dat het water, centrifugaal, gestuwd wordt en vanwege de dansende beweging der aardmassa in heimelijke diepten van de moederschoot teruggezogen wordt. Dat de maan geen magnetische invloed op de watermassa heeft bewijst wel het feit, dat de hoogste punten der vloedgolven zich niet dáár bevinden waar de maan in doorgang is. De oeroude opvatting als zou in den beginne de vaste aardmassa ontstaan zijn in het water, er uit is opgedoken en is blijven drijven, lijkt me aannemelijker dan vele andere opvattingen.

Volgens recente wetenschappelijke opvattingen zouden de zeeën zijn voortgekomen uit de aarde. Uit een aardbol? Dit lijkt me een absurditeit, want daarvoor is de watermassa, die het leeuwendeel van het aardoppervlak beheerst, een beetje te overvloedig. Dat de zon al evenmin magnetische invloed op de getijwisselingen heeft wil nog niet zeggen dat de zonnewarmte er geen procesmatige rol in speelt. De zon trekt, door verdamping, dagelijks miljarden kubieke meters water op en laat die elders weer los met regen, stortbuien, tot hagel en sneeuw. Als de aarde werkelijk als een bol magnetisch aan de zon zou hangen, om niet uit haar baan de ruimte te worden ingeslingerd, zou immers alleen al door de ontzagwekkende trekkracht van de zon de hele watermassa in een onbedaarlijke vloedgolf om de aardbol stromen, waardoor er geen leven op aarde mogelijk was. De zon zou tot overmaat van ramp de hele luchtmantel in een dynamische circulatie om de bol meesleuren, waardoor bij toerbeurt de helft van de aardbol luchtloos was. Nu is op de platte aarde de luchtdruk op het water wel zeer gewichtig, tevens wisselvallig, want de luchtlaag heeft, vanwege de wisselende temperatuursverschillen én de waggelende beweging der aardmassa, ook haar getijden. Om strijd met de zwaartekracht van het "perpetuum mobile", de-in-het-water heen-en-weer wiebelende aarde, poogt de luchtzee er tevergeefs mee in evenwicht te komen. Dit wordt mede door de wisselvallige verwarming en afkoeling van de luchtzee belet, die enorme drukverplaatsingen op het water onderhoudt. Het heen en weer schuivende zwaartefront van de luchtlaag, dat de waggelende beweging van de vaste materie immer bij kan houden, is natuurlijk van zeer grote invloed op het water. Alleen al op grond van dit proces zou men kunnen pogen de getijwisselingen van het water te verklaren. Springvloeden in de eerste plaats.

De maan heet een gewicht te hebben van vierenzeventigduizend triljoen kilogram. En een dergelijk gewicht zou, in een vervaarlijke slingerbaan, aan een met een uursnelheid van honderdduizend kilometer voort tollende aardbol hangen, die met zijn maanaanhang weer aan de zon hangt, de zonnemoeder, die met de hele aanhang zich op haar beurt met een snelheid van twintigduizend kilometer per seconde door de ruimte zou verplaatsen, terwijl vaak, trots de ontzaglijke wederkerige trekkrachten, de waterplassen roerloos stil liggen, geen zuchtje wind boombladeren beweegt en uit fabrieksschoorstenen rookkolommen loodrecht omhoog stijgen......De magnetische trekkracht van een zes quadriljoen kilogrammen wegende en tollende aardbol contra de magnetische trekkracht van een vierenzeventigduizend triljoen kilogram wegende maan zouden de zeeën immers onbevaarbaar maken door de enorme vloedgolven die alle dijken en duinen zouden overspoelen in hun ontembare razernij. De maan kán de getijwisselingen mijns inziens niet veroorzaakt hebben. De dansende, deinende beweging van de vaste materie in de vloeibare materie, de wateren, is er de oorzaak van; in stand gehouden door de getijden van de luchtzee, procesmatig beïnvloed door de wisselende zonnewarmte. In de complicaties van de eb- en vloedbeweging spreken natuurlijk onderzeese oneffenheden in de vorm van spleten en bergmassieven, diepten en ondiepten en de kusten der continenten een woordje mee.

In plaats van zeven denkbeeldige hemellichamen bestaan er zeven concrete lichamen, namelijk ons plateau en nog zes andere. De zes andere bevinden zich buiten de barrières van het witte continent dat om ons plateau ligt, waar de aarde zich verder uitbreidt. Daar bevinden zich nog zeer invloedrijke magnetische velden, waarop ondermeer ook het volgende wijst. In "De Beiaard der lage landen" schreef Joseph Steward Alsop: "De aarde heeft haar eigen magnetisch veld. Over dit magnetisch veld lopen lijnen van zwakke en sterke magnetische krachten, die men zou kunnen vergelijken met dronken geworden meridianen, waarvan in de wetenschap de oorsprong nog onbekend is". De oorsprong dient gezocht te worden daar waarop ik zojuist gezinspeeld heb. Of nu onze platte woonstee beweegt ten opzichte der bedoelde magnetische meridianen, of de magnetische meridianen ten opzichte onzer woonstee, is om het even. De getijwisselingen staan zeer zeker ook met deze krachtlijnen in verband. Om van de systematische opbouw van mijn betoog niet af te wijken, zullen we straks een kijkje achter de barrières nemen en pogen geheimen te onthullen waarvan we bij de bolvorm geen begrip hadden.

2. De slingerproef van Foucault

Toont de beweging van de slinger aan dat de aarde draait? Dit "bewijs" werd allang weer betwijfeld. Er zijn astronomen die er zo over denken: "Wij zullen zien dat deze proef in het geheel geen bewijs levert van de absolute draaiing van de aarde". (Charles Nordmann)

Ik acht niet alleen de eerste opvatting onjuist, doch deel de tweede, die doelt op het zwaarteveld van de sterrenhemel, evenmin. Naar het mij voor komt wordt de bewegende slinger beïnvloed door de waggelende beweging der aardmassa - denk aan het waggelende munstuk op de toonbank - waardoor hij uit zijn evenwicht gedwongen wordt. Buitendien is er ook nog een wet die ik "de circulatie-wet" op de platte aarde heb genoemd. Omdat deze wet met het beantwoorden van andere vragen ook ter sprake komt, noem ik vooreerst één voorbeeld: Wanneer men het water uit een kom van een vaste wastafel laat wegvloeien, draait het water rechtsom door de uitlaat. In het zuiden, bijvoorbeeld Zuid-Afrika, waar ik door een relatie proeven heb laten nemen, draait het water linksom door de uitlaat. Nu kan men en deze snelle draaiing van het water en de trage wending van de bedoelde slinger, veroorzaakt door dezelfde wet, onmogelijk toepassen op een vierentwintigurige draaiing van de aarde. De slinger zou een snellere wending moeten maken en het water in de kom veel trager. Ja, deze circulatiewet zullen we straks nog herhaaldelijk mee laten spreken op de platte aarde.

3. De declinatie van het kompas

Richt het kompas zich inderdaad naar magnetische velden? Een magnetisch veld moet dan toch zeker veel ijzererts bevatten, om over grote afstanden invloed te hebben op het kompas. Maar hoe is het mogelijk dat zulk een ijzerhoudend veld gaat wandelen? De "magnetische noordpool" heeft zich immers in de loop der jaren liefst drie tot zeshonderd kilometer verplaatst. Kan dat? Het is de mannen der wetenschap blijkbaar nog niet opgevallen dat het kompas, dat erg gevoelig voor koude is, zich met haar noordpool daarheen richt waar de koude domineert.

Dat het scheepskompas niet permanent naar de oude noordpool - het centrum van de platte aarde - wijst, is op de grote vaart maar al te zeer bekend. In sommige zeegebieden wijst het zelfs naar het oosten en het westen. In dergelijke gevallen wijst het kompas naar de barrières; daarheen waar de lage temperatuur alle lage temperaturen elders overheersend, een dominerende invloed verraadt.

Men spreekt dan ook over de "vreemde kuren" van het kompas; maar de kuren zijn op de platte aarde helemaal niet vreemd. Het toont aan dat het zich immers niet aan "poolbegrippen" stoort; het tast naar koufronten in het centrale - zowel als in het grensoord. Aanvankelijk wijst het kompas naar het koufront in het centrale winteroord, totdat het er ver vandaan onrustig wordt en zich tenslotte richt naar het koufront dat in het grensoord domineert.

Onderzoekers hebben geconstateerd, dat "de verschuiving van poolassen een wijziging in het klimaat teweeg brengt". Het kan net andersom zijn: De wijziging van het klimaat wijzigt het kompas, geen denkbeeldige poolas. Stel, dat men zou beweren dat een wijziging van de barometer het weer wijzigt, in plaats van het weer de barometer.

Nu wordt het kompas door koud ijzer beïnvloed; het is echter afkerig van heet ijzer waaruit blijkt dat een "magnetisch" centrum van de aardschijf niets heeft in te brengen; het is er niet. Houdt men het kompas bij een stuk ijs, dan stoort het zich daaraan niet, waaruit blijkt dat de koude in het centrum domineert. Zo is het ook in het grensoord, waar het kompas, hoe ver het ook afwijkt van de verwachte stand, altijd in de juiste stand declinerend in harmonie met het wisselend klimaat wijst.

4. De zonnekeerkringen

Zoals de vissen boven zich een waterspiegel hebben, zo heeft de mens een luchtspiegel boven zich, die hij, tengevolge van de gebogen oogspiegel immers stolpvormig ziet volgens de wet der optica. Zo zien bijvoorbeeld duizend mensen, over het hele aardplateau verspreid, duizend van elkaar verschillende hemelstolpen en heel verschillende zonnestanden. Individueel heeft dus ook ieder zijn eigen zonne-ecliptica, verre van aansluitend met elkaar. Zo sluiten ook de door optische instrumenten vastgestelde zonnestanden niet aaneen, maar men kan de banen koppelen door berekeningen, hetgeen pas na zeer vele observaties in de loop der eeuwen mogelijk werd. De optische - schijn - bewegingen zijn echter - begrijpelijk - dusdanig gecompliceerd, dat er zich dikwijls afwijkingen voordoen. Neemt men nu de platte aarde als basis, dan zullen de uitkomsten wellicht nauwkeuriger zijn, doch ook nimmer volmaakt zuiver.

Bij wijze van lens houd ik een vergrootglas vlak boven de tafel onder de brandende salonlamp. Ik geef het glas, overeenkomstig met de aardschijf, een naar alle richtingen waggelende beweging. Wat ziet u nu in de lens? U ziet er de reflex van de gloeilamp - een zonnetje - in rond draaien, en niet weinig ook. Zo kunnen we het reflecterend zonnebeeldje naar believen een cirkelbaan laten beschrijven, een ellips, een golvende baan, en, naarmate we ons met het waggelende glas van de lamp verwijderen, enkel een boog laten beschrijven gelijk de zon het - optisch - boven de platte aarde aan de hemel doet. De echte zon zou zich dus boven het waggelencle aardplateau niet eens hoeven te verplaatsen, evenmin als de salonlamp zich verplaatste, om een in het rond gaand zonnefenomeen te tonen. Ook de aarde behoeft voor zulk een verschijnsel niet bepaald te draaien. Want wijzelf immers beschrijven - ongemerkt - op het waggelende aardvlak een waggelende beweging ten opzichte van de stilstaande zon, alsof de zon formidabel in het rond zwaait.

Hoe verloopt nu de reële zonne-ecliptica ten opzichte van de zon? Het aardplateau helt - al waggelende - het ene half- jaar naar deze, en het andere halfjaar naar gene zijde. Dit leidt tot de schijn der zonnekeerkringen. We kunnen ook zeggen: de zonnekeerkringen wekken de schijn alsof het aardplateau heen en weer beweegt. Ook dit is dus een relatief begrip. Hiermee wil ik niet beweren dat de zon in werkelijkheid stil zou staan.

5. De door Buys Ballet ontdekte wet

De winden buigen in het noorden naar rechts en in het zuiden naar links, een wet waardoor zou blijken dat de aarde draait. Dat er ook geleerden van oordeel zijn dat het helemaal niet zeker is dat de aarde draait, daarover zullen we het bij een volgend thema nog wel even hebben.

Wat nu de buiging der winden betreft, deze kunnen ook veroorzaakt worden door de lichtdruk van de boven het aardplateau rondgaande zon. "Maar door welke oorzaak slijten nu in het noorden de rechter spoorrails meer dan de linker en in het zuiden omgekeerd" vraagt u. Heel eenvoudig: In het noorden drukken de winden de treinen overwegend tegen de linkerflank, en in het zuiden tegen de rechter.

Analoog nu met de genoemde neigingen naar rechts en links, is de mens geneigd tot cirkelgangen: geblinddoekt is men geneigd rechtsom te gaan en in het zuiden linksom, terugkerend naar het uitgangspunt. We hebben al met krasse feiten aangetoond hoe dwingend het linksom gaan in het grensoord tot uiting komt. Vindt u dit nu niet juist een zinvolle wet die kan worden toegepast op de platte aarde?

Wat zou zulk een wet op een bol, waar men in alle denkbare richtingen omheen kan trekken, voor zin hebben? De in het horizontaal gestelde circulatie-wet lijkt me nu juist een praktische voorziening in een logische toepassing op een eindig aardplateau. De aarde heet eenmaal in de vierentwintig uur in het rond te draaien. De draaikolk in de waskom cirkelt een drietal wentelingen per seconde. Dit is minimaal liefst 25.000 maal sneller dan een rotatie van de aarde. Tengevolge van zulk een rotatie?

6. Hoe kan de vaste aardmassa blijven drijven?

Wie aanneemt dat de aarde plat is, natuurlijk een massa met een dikte van gemiddeld vijftig kilometer, zal er weinig tegen kunnen zeggen dat de aardlaag rust in de wateren. Wanneer hij maar wist wat de oorzaak is dat de aardmassa niet zinkt. We kunnen daar in de diepte echter niet een kijkje nemen, zodat we ons wel met een hypothetische verklaring tevreden zullen moeten stellen; ook al weten we dat er talrijke, enorme onderaardse meren en rivieren zijn. Dat het zeeniveau wisselt - in de zomer is het gemiddelde niveau 30 cm hoger dan in de winter - bewijst, dunkt mij, wel degelijk dat de vaste aardmassa periodiek in het water op en neer danst. Zo is het dus omgekeerd. Het niveau van het water blijft constant; het is de drijvende vaste aardmassa welke in de winter 30 cm dieper in het water zinkt en in de zomer weer zoveel hoger opduikt.

Toen men voor het eerst de aarde een bolvorm toedacht, kwamen de deskundigen eenparig tot de wetenschappelijke logica dat de bol stilstond, in de ruimte zweefde, steeds op dezelfde plaats. Waarheen zou de bol kunnen vallen, zo zei men, als er geen tweede zware massa is die de bol ergens heen kan trekken? Zeer terecht. Welnu: zo kan men natuurlijk, ook zeer terecht, dezelfde wetenschappelijke logica op de platte, in het water drijvende, aarde toepassen. Maar.....waarop rust nu de moederschoot, het water? Het antwoord lijkt me eenvoudig en wetenschappelijk verantwoord ook: In tegenstelling namelijk met de bovenwateren, de oceanen die op de vaste materie rusten, rust de vloeibare moederschoot, het water onder de aarde, tegen de aarde. Of: de wet der zwaartekracht drukt het aardplateau tegen het water en het water tegen het aardplateau. Er staat geschreven: "Waar waart gij toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen indien gij kloek van verstand zijt". Toen ik deze vraag eens voorlegde aan een persoon die van zichzelf een zeer hoge dunk heeft, was het of meneer van verontwaardiging uit zijn vel zou springen. Niemand weet het. Wat we wel weten is, dat de aarde sinds de zondvloed niet opnieuw gezonken is - enkele verzonken delen daargelaten - en met al het water, waarin zij drijft, nog steeds niet naar ondergrondse diepten van de wereldruimte is gevallen.

Zou de vaste materie, tijdens de aangroei in het water, niet door de in het binnenste der materie ontstane gassen uit het water opgedoken kunnen zijn? Waarom zou de aarde, met haar inwendige ruimten, enorme oliemeren en onvoorstelbare gasmassa's, niet kunnen drijven? Er schijnen trouwens tekenen te zijn die er op wijzen dat de aardgasmassa's slinken, waardoor de aardschijf almaar dieper zinkt.

Dr. Kuenen ondermeer verklaarde in 1954 in de pers dat het water over de gehele aarde gemiddeld 20 cm per eeuw stijgt. Volgens Dr. Ir. van Veen werd aan de kusten van Nederland een stijging van 47 cm geconstateerd. Ook wat dit begrip betreft denk ik in omgekeerde richting: In plaats dat het niveau van het water stijgt, zinken de continenten - ze zinken daar het meest waar overmatig veel aardgas aan de bodem onttrokken wordt. Staat onze provincie Groningen, na het onttrekken van miljarden kubieke meters aardgas, in de toekomst een enorme bodeminstorting en overstroming van het zeewater te wachten? Dit lijkt me niet ongemotiveerd, tenzij er water in de hiaten vloeit en deze vult. Ik hoop dat ik me vergis!.....

Ik denk aan het verhaal van de zondvloed, waardoor de hoogste bergen bedekt werden. Op een bolronde aarde een absurditeit. Want waar kwam zulk een enorme watermassa vandaan?

Nog raadselachtiger. Stond de zwaartekracht van de bol het toe het water weer te lozen? Waarheen? Op de platte aarde, waarop het verhaal dan ook zinspeelt, lijkt me een zondvloed alleszins verklaarbaar en wetenschappelijk verantwoord. Immers, de vaste materie dook weer onder in haar bakermat, het water dat van alle kanten tegelijk de aardschijf overstroomde, terwijl tevens uit de kloven "fonteinen des afgronds" spoten. Bij de heropduiking "vloeiden de wateren her en derwaarts van de platte aarde af" naar de moederschoot terug, een bassin, de boven oceanen, achter latende.

De druk van de vaste materie neemt toe naar omlaag - de druk van de vloeibare materie, het water onder de aarde, neemt toe naar omhoog. Druk en tegendruk, waardoor het aardplateau niet zinkt. Zou op deze wijze onze Woonstee niet meesterlijk gegrondvest kunnen zijn?

7. De vulkanische uitbarstingen

Of nu het water onder de aarde even diep is als de dikte van de aardlaag zelf, namelijk een vijftig kilometer, minder of meer, is allicht wel uit te rekenen maar nimmer aan te tonen. Het zal ook nimmer aantoonbaar zijn of de onderoceaan geheel vloeibaar is of onder haar diepste diepte een vele kilometers dikke ijskom vormt, hoewel ik ijs - met het visioen van Dante - wel aannemelijk acht. Daar diep beneden ons heerst een ontzaglijke druk en tegendruk tussen de vaste en vloeibare materie. Daar spookt een krijg tussen vuur en water, een monsterkrijg die tot een demonische hevigheid ontbrandde en waarvan de beslissing nog lang op zich zal laten wachten, als die ooit zal vallen.

Een wijze schreef oudtijds: "Al groeven ze tot in de hel". Onwijs? Naïef? De moderne wetenschap bevestigt het, dat het inwendige der aarde - een bol of geen bol - een helse vuurhaard is. Het hete water, dat uit onderaardse bronnen vloeit en uit geisers wordt omhoog gespoten, alsmede de warme stromen in de oceanen, bevestigen de titanenstrijd.

De uitbarstingen der vulkanen kunnen doorgegeven berichten zijn over de offensieven tussen vuur en water in de onderaardse hellestrijd. Voor een dergelijk proces behoeft de aarde ook niet persé een bol te zijn.

8. De zwaartekrachten

Trekt in het heelal werkelijk alles alles aan? Hangt de maan aan de aarde, de aarde en de planeten met magnetische ketenen aan de zon, en dit stelsel op zijn beurt weer aan andere stelsels in het Universum? Een wet der algemene aantrekkingskracht op een platte aarde toe te passen zou een ongerijmdheid zijn. De algemene relativiteitstheorie is geen feit dat men kan bewijzen, of waaraan men kan geloven en waar men voor of tegen zou kunnen zijn. Zij is een idee, verklaart professor Oswald Thomas terecht. Inderdaad een geniaal idee, en waarom zouden de wiskundige berekeningen er niet in velerlei opzicht mee kunnen kloppen? Kloppen met......ja, waarmee? Hoe zwaar is bijvoorbeeld de zon, de maan? Wat is zwaarte? Zwaarte is niets anders dan wederkerige aantrekkingskracht der massa. Als men aanneemt dat bijvoorbeeld de zon een miljard ton weegt, komen de berekeningen op hetzelfde neer als wanneer men uitgaat van het gewicht van één ton, een kilo of een gram, en de aarde en de planeten naar evenredigheid zoveel lichter veronderstelt. Men kan wetenschappelijk verantwoord zelfs uitgaan van de stelling dat de hemellichamen helemaal niets wegen; dat psychische normen het al regeren. Ook dan zouden mathematici tot eenzelfde slotsom kunnen komen als Newton. We zullen echter geen bespiegelingen in de oneindige ruimte houden - het gaat in de eerste plaats over onze aarde en de zon.

Een vakgeleerde verklaarde: "De magnetische kracht, waarmee de zon de aarde in haar baan houdt, is wel zo groot, dat er een stalen kabel zo dik als de aardbol zelf nodig zou zijn om haar niet de ruimte in te slingeren wanneer die enorme kracht ontbrak. We kunnen ons zulk een enorme trekkracht van de zon niet voorstellen. Wat we ons wel kunnen voorstellen is: dat we dan bij lage standen van de enorme zonnemagneet de machines van stoomschepen, welke naar de richting van de magneet varen, gerust stop konden zetten. Ze zouden als vanzelf naar de magneet varen, ook al hield het magnetisme van de aarde hen op het water. De schepen zouden immers, en in niet geringe mate, door de zon aangetrokken worden en in die richting varen. Dan zouden bijvoorbeeld ook, met losse remmen op emplacementen staande, spoorwagons in de vroege ochtend naar de opkomende zon gaan rollen, en pas tot stilstand komen bij een hoge zonnestand; ze rolden in de late middag weer terug in de richting van de ondergaande zon, om weer stil te blijven staan als de zon diep onder de aarde stond. We zouden in de ochtend na zonsopkomst een prettig rijwielritje kunnen maken, we behoefden heus niet te trappen want de zonnemagneet trok ons immers aan. We reden voort als op een bromfiets zonder gebrom. Overdreven? Goed. Maar we zouden een prettig handje geholpen worden, of, met de zon in de rug voelen dat het moeizamer ging.

Een roeibootje, dat midden in een plas lag, zou naar de laagstaande zon getrokken worden en tegen de wal stoten, al was het slechts met een trekkracht van het honderdste deel van het gewicht van het bootje zelf. Hiervoor is maar weinig kracht nodig; bij het geringste zuchtje wind vaart het.

Deponeer eens ijzeren kogeltjes op een tafelblad en houd er een heen en weer gaande magneet boven: de kogeltjes rollen in de richting van de magneet. Ook als men de magneet onder het tafelblad heen en weer laat gaan, rollen de kogeltjes heen en weer. Legt men de kogeltjes op een weegschaaltje en men houdt de magneet er boven, dan wegen de kogeltjes minder - houdt men de magneet er onder, dan toont het wijzertje aan dat ze zwaarder zijn.

Welnu: zo zouden wij mensen overdag op een veerbalans, lichter moeten zijn want de hoog aan de hemel staande zonnemagneet trok ons immers iets aan. Te middernacht wogen we natuurlijk meer, omdat de onder de aarde zijnde zon alles en ook ons aantrok.

Overdreven? U zult het toch met me eens zijn dat het gewicht der dingen des nachts iets groter zou moeten zijn dan overdag. Wees ervan verzekerd dat fabrikanten, die hun producten per gewicht verhandelen hun waren vast en zeker niet overdag zouden afwegen, maar des nachts, en dan natuurlijk niet op een bascule maar op een veerbalans. De klanten zouden minder bruine bonen, rijst of suikerkorrels etcetera in de zakken krijgen, omdat in de nacht alles een tikkeltje zwaarder was. Deden ze het midden op de dag, dan zou het in hun nadeel zijn. De hele wereldhandel zou een warwinkel geweest zijn als algemene aantrekkingskracht een feit was. Want dan zouden ook, en onregelmatig, de maan en de planeten hun gewicht en contra-gewicht in de schaal leggen. De met het uur veranderende - gecompliceerde - puzzle zou een chaos scheppen. Algemene aantrekkingskracht noem ik een geniaal idee, dat echter niet op magnetisme maar op een Wet is gebaseerd. De zon kan geen magneet zijn - een verhitte magneet verliest zijn kracht. Het heet dat er "hemellichamen cirkelen om een punt dat geen materie is, namelijk een "ledig" middelpunt". Dat bracht dan ook mede, dat het fameuze punt, waar volgens Aristoteles alles samendrong, in het Copernicaanse stelsel......géén materie bezat. "Genoeg om een doorgewinterd filosoof van die tijd een beroerte op het lijf te jagen" is letterlijk de conclusie van Dr. K. Kuipers in "De Moralist" der Werkgemeenschap van het Humanistisch Verbond. (België) De platte aarde bezit - gelukkig - een kracht die er voor zorgt dat we stevig met beide benen op de grond staan, ook al zwaait de bodem vervaarlijk maar plechtstatig heen en weer ten opzichte van het gesternte.

Wat zwaartekracht wezenlijk is weet niemand, evenmin als men weet wat elektriciteit is. Het "aardmagnetisme" is een mysterieuze kracht, een kracht die niet alleen ijzer en staal aantrekt, doch notabene ook hout en steen; zelfs lucht en water. Het spreekt mijns inziens dat het een psychische kracht is. De aarde en de hemellichamen zijn bezield door egocentrische krachten, die alles, dat behoort tot hun domein, vasthouden. Het is nog de vraag of het stomme dan wel bewuste krachten zijn. De grote verbreider der populaire astronomische wetenschappen, Sir James Jeans, erkende openlijk: "Het heelal is geen mechanisme - het lijkt veeleer op een grote gedachte". Dit gaat de goede kant op. Men moge de psychische krachten "stomme krachten" noemen, accoord, maar met dien verstande, dat het stomme krachten zijn onder de invloed van een Universele Centrale Gedachte kracht.

9. De passaatwinden

Indien de passaten veroorzaakt worden door een draaiing van de aarde, dan zouden deze langs de equatoriale zone om de gehele "aardbol" moeten waaien. Dit is echter niet het geval.

In het thema "De getijwisselingen" heb ik gezinspeeld op de door de wetenschap geconstateerde "dronken meridianen" magnetische krachtlijnen, waarvan de oorsprong nog onbekend is. Ik heb toen gewezen op magnetische velden buiten ons aardplateau achter de barrières, overwegend in het oosten en zuidoosten. Om echter niet vooruit te lopen op mijn betoog moet ik ook nu dit gezichtspunt nog even bewaren.

Neemt u dus voorlopig maar even aan dat het zo is. Dat er naast onze platte woonstee, waar de globetrotters aan ledige ruimte denken, nog enorme zusterplateau's liggen van waaruit magnetische velden vat hebben op de gewillige luchtzee van ons plateau. Deze magnetische velden, waarvan krachtlijnen uitgaan, veroorzaken razend snel stromende luchtrivieren hoog boven ons plateau, door hoog vliegende piloten al geconstateerd. Zij constateerden, dat daarboven luchtverplaatsingen met snelheden van driehonderd tot zeshonderd kilometer per uur voorkomen. Van deze stromen nu, aangetrokken door de genoemde krachten in het oost- zuidoosten, zijn de passaten - vermoedelijk - de tegenstromen welke de ontstane vacuums in de hogere luchtlagen te vergeefs pogen aan te vullen. De afwijkingen der passaten ontstaan vanwege de jaarlijkse schommelende beweging van ons aardplateau ten opzichte der dronken meridianen. We kunnen natuurlijk ook zeggen: de dronken aarde beweegt ten opzichte van de stilstaande krachtlijnen. Straks zal ik, in het slotgedeelte van mijn betoog, nog even op de passaten terugkomen.

10. Hoe kan de gemiddelde wereldtemperatuur hoger worden?

Tot veler verbazing is gebleken dat het noordpoolijs voortdurend afneemt, waardoor het wintercentrum beduidend kleiner in omvang werd. Vindt u niet dat de verklaring ervan op een aardbol, met een meer dan een miljoen maal in volume groter zijnde zon, onhoudbaar wordt; als u met mij uitgaat van de stelling "platte aarde" en een kleiner dan de aarde zijnde zon, die op het aardplateau een in het rond gaande - verwarmende - lichtschijf werpt, niet veel bevattelijker en logisch?

Dat, naar mijn opvatting, de zon veel dichter bij de aarde staat dan werd aangenomen laat ik voorlopig in het midden. Dat de zon, ten opzichte van de aarde, een op en neergaande schroeflijn beschrijft, in december het dichtst tot de aarde en in juni het verst verwijderd, staat wetenschappelijk vast.

Ik kan me echter niet voorstellen dat de wetenschap het volgende nog niet heeft ontdekt: Sinds de verstreken kwart eeuw werd de gemiddelde zonsafstand groter. In haar schroefbaan verwijderde de zon zich al verder van de aarde. Het gevolg was, dat de reikwijdte van de zonnekomvorm groter en dus de ronde lichtschijf op het aardplateau omvangrijker werd. Hierdoor neemt de intensiteit van de zonnehitte in de tropische zone af - inderdaad een recent bewezen feit - terwijl de spreiding van de zwakke zij-invloed van de zonnekom om het centrale winteroord is toegenomen.

In het grensoord daarentegen in mindere mate, omdat de lucht daar ijler is en nog veel ijler wordt, naarmate men het onbereikbare einde onzer platte woonstee nadert. In tegenstelling met de massieve ijswal om het aardplateau, smelten de veel geringere ijsmassa's in het centrum sneller. De winterse randgebieden verdwijnen daar onweerstaanbaar en de bewoonbaarheid neemt er gestadig toe.

Het ziet er dus naar uit, dat de subtropische zone geleidelijk van haar overdadige hitte verlost zal worden en dat de om het wintercentrum liggende landen van de verruimde warmtespreiding meer profijt gaan trekken. Het is dan ook niet denkbeeldig dat op de duur de nachten om het centrum merkbaar korter worden, de dagen dus langer, en de barre winters zich beperken of na verloop van tijd er tot het verleden gaan behoren. Tenzij de zon weer dichter tot de aarde komt, haar oude stand inneemt en het wintercentrum weer in haar oorspronkelijke situatie creëert.

11. De zonsverduisteringen.

Met het beantwoorden van deze vraag kunnen we kort zijn. Immers: Of nu de aarde een bol is of een plateau, de maan onderschept de zon en dat is en blijft een zonsverduistering. Nu heb ik tegen de gangbare verklaring echter een ernstige bedenking. Als de diameter van de zon werkelijk 109 maal groter is dan de diameter van de aarde, dan zou een zonsverduistering door de onderschepping van het nog 28 maal kleiner dan de aarde zijnde maantje nauwelijks opvallen en nog minder merkbaar zijn. Het vermogen van de enorme zonnereus zou het lilliputtertje, het maantje, dusdanig omstralen dat de schaduw van het maantje op de aarde hoogstens een gebied als van het kleine Nederlandje zou oversluieren. Het is de vraag of die sluier dan nog merkbaar is.

Men denkt allicht: Omdat de zon zeer veraf staat is hij veel kleiner, hij lijkt vrijwel even groot te zijn als de maan, waarom de maan de hele zonneschijf bedekt. Zeer juist, dit schijnt zo, maar het is niet zo! De ware grootte van de zon trekt zich van de perspectivische verkleining in ons oog letterlijk niets aan. De zon is stellig niet zo heel veel groter dan de maan.

12. De maansverduisteringen.

"Wat jammer van al dat geld" zeiden de inboorlingen in Oost-Malakka tegen de Britse jachtopziener Robinson, "wij kunnen de oude maan gratis zien en nu maken ze nieuwe manen, die wij niet kunnen zien en die zoveel geld kosten!" Wij zijn echter geen inboorlingen en malen maar matig om miljarden.

U vroeg me hoe ik met mijn platte aarde de maansverduisteringen verklaar. Hoe verklaren bollandisten dit verschijnsel? "Heel eenvoudig: de aardbol bevindt zich periodiek tussen de zon en de maan, waardoor de maan door de aarde verduisterd wordt". Niet helemaal juist. Want u bent dit natuurlijk met mij eens: voor een dergelijke maansverduistering moeten en zon en maan zich onvoorwaardelijk onder de horizon van de aarde bevinden.

Maar.......hoe aannemelijk de boltheoretische verklaring ook schijnt te zijn, er is een zeer bedenkelijke kant aan. Want bevond, tijdens de verduisteringen van de maan, de aarde zich telkenmale tussen de zon en maan?.....Wie beter weet zegt dit: Er vonden namelijk ook maansverduisteringen plaats als niet alleen de zon, maar ook de maan boven de horizon stond, hetgeen ondermeer in 1957 gedurende tien minuten het geval was. We zagen dus en zon en maan boven de horizon, terwijl de maan zich al in de fase van verduistering bevond. Dat kan dus niet.

Dan heb ik nog een bedenking: Indien het volume van de zon werkelijk meer dan een miljoen maal groter is dan het volume van de aarde, dan zou immers het enorme zonnevermogen het hele aardbolletje omstrengelen. De aardbol zou geen duistere kant hebben _ de ene helft baadde in de volle zonnegloed en de andere helft behoorlijk in diffuus licht.

Hang aan een spinragdraad maar eens een erwt in het licht van een ginds opgestelde gloeilamp van duizend watt - een helemaal niet overdreven verhouding - en kijk eens of het achter de erwt ook duister is. Er blijft van een schaduwkegel, dertig maal groter dan de erwt, weinig of niets waarneernbaars over vanwege het overmachtig lichteffect. Zo nu zou het ook zijn, als er tussen de zon en de aarde zulke verhoudingen bestonden als we op school geleerd hebben.

Hoe ik er nu met mijn platte aarde over denk? Ik stel eerst dit voorop: Zojuist poneerde ik het feit dat het herhaaldelijk is voorgekomen dat en zon en maan beide boven de horizon stonden, terwijl de maan zich reeds in een fase van verduistering bevond. Dit wordt nog veel bedenkelijker als we in acht nemen dat en zonnebeeld en maanbeeld zich in een schijnbaar lage stand bevonden, in werkelijkheid veel hoger boven het al hoge niveau van de gezichtseinder die er in werkelijkheid niet is. Hiermee meen ik - ook al ware de aarde een bol - de moderne verklaring van de maansverduistering - te hebben omver geworpen.

Om nu de voorkomende maansverduisteringen te interpreteren volg ik deze gedachtengang: De zonnekomvorm, waarvan het randlicht over gaat in zwak - rood - licht, richt zijn straling naar de aarde en naar alle richtingen tot......op de hoogte van het zonneniveau zelf. De bovenkant van de zonnekom, ofwel het oppervlak van de inhoud van de kom is donkerrood gloeiend. In de ruim-te dus, op het niveau van de rode zonnerand, strekt zich een schijfvormig, transparant, waas uit van zwak rood licht, namelijk een grensschijf tussen licht beneden en duisternis boven, waardoorheen we overdag met een goede kijker ook sterren kunnen zien. Dit was niet mogelijk als de zon ook fel licht naar de hemel straalde.

Dit nu zal ik ook experimenteel aantonen: Kijk, in het midden van de kubus van onze salon hang ik een imitatie zonneplafoniere, waarvan het randlicht overgaat in zwak rood licht. De bovenste helft van de salon is duister - de onderste helft, waarin we ons bevinden, licht. Halverwege rondom de wanden bevindt zich echter een wazige - wijnrode - grens tussen licht en duisternis, een dag-en-nacht grens.

Nu plaats ik in de wijnrode rand tegen de wand, bij wijze van maan, een bal. De bal wordt nu oversluierd, verduisterd, door wijnrood licht. Kijk, wanneer ik de maan enigszins laat dalen dan neemt de verduistering af, de maan komt weer in het volle zonnelicht. Laat ik de maan weer stijgen, dan treedt de verduistering weer in.

afbeelding

Nu zijn er in de hemelruimte natuurlijk geen wanden die zulk een wijnrode dag en nachtgrens weer kunnen geven. Maar daarvoor zorgt - periodiek - de maan. De maan treedt ten dele, of geheel, in de wijnrode dag en nachtgrens, waardoor de maan oversluierd wordt. Daarom is een maansverduistering dan ook niet fataal, hetgeen wel het geval zou zijn als er een aardbol als obstakel tussen de zon en maan zou staan; we zouden dan een roetzwarte sluier over de maan zien gaan; maar de sluier is donkerrood. In het jaar 1848 bijvoorbeeld was de maan helemaal niet wat men noemt "verduisterd". Haar aanschijn was toen helderrood. En tijdens de recente maansverduistering - 1957 - immers aanschouwden we in plaats van een intensieve verduistering op de maan een donkerrode gloed met helderrode lichtflikkeringen.

We zouden het zo kunnen zeggen: Op gezette tijden speelt de zon open kaart met haar ware vorm te tonen in.....de maanspiegel. Ja, de maan is ontegenzeglijk een spiegel, daar behoeft u dan ook niet aan te twijfelen, want enkele jaren nadat ik dit heb ontdekt, en wereldkundig gemaakt, werd dit van de kant van de wetenschap officieel bevestigd, ook al noemde men mijn naam niet. Daar zullen we het straks, onder het motto "En de maan glimlacht", nog uitvoerig over hebben.

13. De planeten en de astrologie.

Nadat de aarde een bolvorm werd toegedacht, was en bleef in de astrologie de horoscoopfiguur plat, op welke basis de astrologen hun conclusies bleven trekken. De huidige astrologen nemen weliswaar ook aan dat de aarde een bol is, maar in hun schematiek bleef het noordpoolgebied met de poolster er boven het centrale punt. Oudtijds dacht men helemaal niet aan het bestaan van een zuidpool en tot de huidige dag wordt er door de astrologen evenmin rekening mee gehouden. "Dit zou zinloos zijn" sprak een astroloog. Zinloos? Ook voor de astrologen op een zuidelijk halfrond? Als de aarde werkelijk een bol is, dan zou men ook uitgaande van het zuidelijk aspunt van de aardbol op eenzelfde horoscoopfiguur de planeten moeten kunnen plaatsen en conclusies trekken. Ooit van gehoord? Het kan dan ook niet op een platte aarde.

Het staat ongetwijfeld vast dat zon, maan en planeten het leven op de platte aarde beïnvloeden, en - schrik niet -: het leven op de aarde beïnvloedt de planeten met de terugslagen in de gebeurtenissen op de aarde. Indien zon en maan, en deze en gene planeet in de avond werkelijk schuil zouden gaan achter een reële aardhorizon, hoezeer zouden veler levensaangelegenheden er niet door worden gehandicapt, zo niet afgebroken. Want welke astroloog zou willen beweren dat de planetaire invloeden door de aardmassa dringen en met de onder hen geborenen ongestoord in verbinding blijven? De ongestoorde verbondenheid wettigt nu juist dat de horizon irreëel, en de aarde niet rond maar plat is, waarboven planeten zowel als zon en maan zich bewegen zonder op en ondergang. Is nu de horoscoopfiguur ook fout? Nee, juist niet, het antieke schema dat gebaseerd was op een platte aarde is goed, ook al speelt de optische schijn een gecompliceerde rol. De astroloog gaat eigenlijk uit van het antieke beginsel dat de aarde stilstaat en het middelpunt van het heelal is. Niet de aarde, maar de hemellichamen bewegen ten opzichte ervan. Het is dus fout wanneer men van een "rijzend" teken spreekt, de hemellichamen rijzen en dalen slechts schijnbaar. Men behoorde dus te spreken van een zich verwijderend en een naderend teken. Is de astrologie nu op de platte aarde ten dode opgeschreven? Integendeel, de astrologie is ermee gebaat. Er is zelfs een astroloog die constateerde dat in mijn horoscoop het platte wereldschema met de barrières er omheen staat aangetekend, nadat.....hij echter van mijn "platte aarde theorie" afwist.

14. De rondcirkelende kunstmanen

Ik zou wel eens experimenteel aangetoond willen zien dat iemand, zij het in het luchtledig, een ijzeren kogeltje, bij wijze van satellietje, een aantal malen op dezelfde afstand om een magnetische bol kan laten cirkelen. - We praten nu maar niet over een bol, die, almaar tollend, met een uursnelheid van meer dan 100.000 kilometer door de ruimte jaagt.

Nu kan men zich makkelijk suggereren dat een dergelijk experiment een koud kunstje is, maar nuchter bekeken weet men wel beter. Het kán eenvoudig niet! Waarom niet? Omdat het satellietje of in een spiraalbaan naar de magnetische moederbol wordt getrokken of, vanwege een te grote snelheid, zich er van verwijderde en de ruimte in vliegt. Of deelt u deze wetenschappelijke logica niet met mij? Als u dan maar van me aan wilt nemen dat de onmogelijkheid van dit experiment, ook om een aardbol, door electronische rekenmachines bevestigd werd. Wie ook dit betwijfelt, vrage het aan een ruimtevaartdeskundige. Hij kan het weten - hij moet het weten!

Laat men maar eens een satelliet permanent om de maan plaatsen, dan kunnen we het tenminste controleren, zij het ook met behulp van een telescoop. Ik voorspel echter dat het mislukt, het kan eenvoudig niet. En dat weten de experts ook wel. Om dit te vatten behoeft men geen expert te zijn. Toch zijn er planeten waaromheen wel constant satellieten cirkelen. Jawel, maar dit is geen werk van mensen, u begrijpt me wel. Hier zijn geen fysische, maar zeer zeker psychische krachten en machten in het spel die met de meest geraffineerde techniek niet zijn te evenaren. Een door mensen om zon, maan en planeet te plaatsen kunstsatelliet wordt eenvoudig genegeerd.

We hebben aanvankelijk vastgesteld, dat het oude noordpoolgebied het centrum van de vliegtuigrondjes was, om welk centrum ook zon en maan hun banen beschrijven. Geen planeet, komeet noch welk ander kosmisch lichaam beschreef ooit noord-zuid, langs welke der 36 meridianen ook, een baan om de aarde!

Volgens dezelfde circulatie-wet nu gedroegen, wetmatig gelijk zon en maan, zich al terstond de Spoetniks, Explorers enz. Zij beschreven, tengevolge van de waggelende beweging van de aardschijf kronkelende kringen om en nabij de equatoriale zone om een en hetzelfde centrum.

Nu rijst natuurlijk de vraag: Kunnen de kunstsatellieten nu wel, en constant, boven de platte aarde cirkelen? Antwoord: zon en maan doen het al legio decennia! De platte aarde heeft haar magnetisch centrum, dit staat vast. Het staat echter eveneens vast, dat er ook boven de aarde een magnetisch veld ligt, waartussen de door mensen gelanceerde satellieten kunnen hangen. Dit bovenaards magnetisch veld - er zijn er meer - bestaat volkomen buiten de hemellichamen.

Dit bewees reeds het recente ruimte-onderzoek met behulp van de instrumentaria der kunstsatellieten. En nu is het een experimenteel bewezen feit, dat er nu juist wel tussen twee elkaar afstotende magnetische krachtvelden satellieten vrij kunnen hangen.

Men valt me vaak in de rede met de opmerking: "En toch kloppen op boltheoretische basis de vooropgezette berekeningen voor het lanceren van satellieten perfect". Op boltheoretische basis? Ik denk dat de technici wel beter weten. Op de basis "bolronde" aarde klopten aanvankelijk de berekeningen van banen van satellieten maar matig of helemaal niet. Pas na het signaleren van enkele omwentelingen kon men gaan corrigeren en de berekeningen perfectioneren; niet voor de lanceringen. Wanneer men een gelanceerde kunstmaan niet onverwijld in het vizier kreeg, zaten de "waarnemers" met de handen in het haar, totdat.....het verloren schaap, zoals men het noemde, ergens ter wereld weer werd ontdekt en voortzetting der berekeningen weer mogelijk werd. Nam de satelliet een verkeerde richting, dan was hij "zoek". Bestaat er om een aardbol eigenlijk wel een verkeerde richting? Alle richtingen zijn dan immers goed.

Dat er boven de platte aarde wel verkeerde richtingen zijn, spreekt voor zichzelf. Is het u niet opgevallen, dat de globe zeer misvormd moest worden om de wentelingen der satellieten te rijmen met de bolvorm? De afgeplatte polen werden geweldig opgeblazen en de corpulentie van de equatoriale zone deerlijk afgeplat. De globe moest node de vorm van een ei hebben, ergo: het ei werd naar verhouding 10 cm hoog en maar 6 cm breed.

Volgens de Amerikaanse deskundigen werkte er op de eerste Russische Spoetnik een kracht in, die men niet kent. Men constateerde in de baan afwijkingen. Er heersten velerlei misvattingen: de één berekende bijvoorbeeld dat het raket deel van de Spoetnik binnen een week in de atmosfeer terecht zou komen en als een reusachtige vuurbal zou verbranden. Een maand nadien cirkelde het raket deel nog rustig rond. Toen berekende de directeur van het Smithsonian astrofysisch laboratorium in Cambridge, Dr. Fred. L. Whipple, dat de raket van Spoetnik I op 11 november op zeer spectaculaire wijze op aarde zou storten. En hoewel door de Russen toen het einde onzeker werd geacht, voorspelde de Prawda naderhand het einde ervan in december. Kortom: we zouden een hele serie voorspellingen uit deskundige bronnen kunnen citeren waaruit blijkt dat het er met vooropgestelde berekeningen zeer verward uitzag. Dr. de Jager van de Utrechtse sterrenwacht zei het zo nuchter: "Er wordt de wetenschap een enorme dienst bewezen, wanneer door een simpele waarneming een verloren satelliet weer wordt terug bezorgd op de rekentafels van de astronomen". En zo was en bleef en blijft het, al vond men een verloren schaap wel eens terug, nadat de observaties perfecter werden.

De in Amerika gelanceerde "Ontdekkers" vragen wel onze bijzondere aandacht. Het heet immers dat er ook Ontdekkers banen over de "polen" beschreven. Dat er enkele "zoek" raakten, laten we nu maar buiten beschouwing, maar wat we niet buiten beschouwing willen laten is de vraag: Waar heeft men aan de zogenaamde "zuidpool" op een der vele waarnemingsposten ook maar één Ontdekker gesignaleerd?

Voor de platte aarde werd het na elke lancering weer: Geen bericht, goed bericht! Het kon ook niet anders, want elke satelliet, in de richting van de ringwal van de platte aarde gelanceerd, wordt er door het aardmagnetisch veld (linksom) teruggetrokken en neemt, als alles goed gaat, wetmatig de baan aan van zijn soortgenoten om het oude noordpool centrum. Wie nu aan de hand van de globe bedenkt dat er Ontdekkers werden gelanceerd op Cape Canaveral en op de van den Berg-basis in Californië, ziet met één oogopslag dat er van banen over de polen geen sprake kan zijn; ze moeten onvoorwaardelijk min of meer parallel met de evenaar gaan om in de buurt van Hawaii een cabine te deponeren.

Nu interrumpeerde een televisie-reporter, dat een over de polen gelanceerde satelliet toch wel een cabine in de buurt van Hawaii kan deponeren, omdat de aarde onder de satelliet doordraait. Maar.....wanneer men een steen werpt uit een rijdende trein, dan vliegt de steen met de trein mee en wordt geremd door de weerstand van de lucht. Zo ook vliegt een van een draaiende aardbol gelanceerde satelliet met de draaiing van de aarde mee en.......wordt niet door luchtweerstand geremd, want - als de aarde draait dan draaien en lucht en satelliet met de aarde mee. Indien de denkwijze van de opposant in kwestie juist was, dan zou een atleet, die een verre sprong wil maken, zeker wel zo verstandig zijn om tegen de draaiing van de aarde in te springen, hij zou het verder brengen dan wanneer hij met de draaiing meesprong. En nu betrof het de Ontdekker 30 die "over de polen" zijn baan beschreef. Niet juist, want volgens de officiële berichtgeving - informeert u maar bij de redactie van uw krant - beschreef de bewuste Ontdekker geen baan over, maar OM de polen. Dit is op de platte aarde om de noordpool en binnen de ringwal. Zo was het deponeren van een cabine nabij Hawaiï wel mogelijk. Er werd naderhand trouwens, na vele mislukkingen, van een "baan over de polen", in de pers maar helemaal niet meer gerept. De Russen zinspeelden in geen enkel geval op banen over "polen". Wel, dat hun satellieten aan de "polen niet waarneembaar" waren.

15. De eerste astronauten

Ook Gagarin, Titov, zowel als Glenn, legden hun rondjes evenzeer om en nabij de equatoriale zone af, om het centrum van de platte aarde. Het moet u toch wel opgevallen zijn dat zij, gelijk als de Spoetniks, Explorers, Tirossen etcetera, eenparig hun banen beschreven met de stand van de zonne-ecliptica. En buitendien: De zonne-ecliptica ligt boven het aardplateau in een scheve stand, en zo beschreven letterlijk alle kunstsatellieten zowel als de cabines der astronauten scheve banen, als wetmatig voorgeschreven door de scheve zonne-ecliptica. Laten we ons beperken tot enkele recente voorbeelden: De scheve baan van de capsule Sigma-7 met de Amerikaanse astronaut Schirra had een hoogtepunt van 208 en een laagtepunt van 160 km. De Russische Kosmos 10: hoogtepunt 380, laagtepunt 210 km. De knippermaan Anna: hoogtepunt 960, laagtepunt 800 km. En dat is verre van in overeenstemming met de boltheorie. Om een aardbol zouden de satellieten zowel als de cabines van de astronauten er constant op vrijwel gelijke afstand omheen moeten cirkelen.

Wat boven de platte aarde nu feitelijk de oorzaak is dat in overeenstemming met de scheve zonne-ecliptica ook de banen der kunstsatellieten eenparig scheef liggen, daarover zullen we straks ons licht opsteken als we ons bepalen bij hetgeen er in het verlengde oosten achter de barrières van onze platte woonstee is.

Gagarin zag de aarde "draaien". Moet dat een half miljard kosten? Voor een kwartje kunt u de aarde wel zien "draaien" in ...... een zweefmolen. Men kan de aarde - als hij draait - alleen zien draaien vanuit een vast punt in de ruimte waar men zelf stilstaat.

Met het radiocontact zou het er met de astronauten wel precair uitgezien hebben in banen om een bol. Met elk rondje immers zou het contact met de lanceerbasis verbroken zijn geweest. Dank zij de platheid van de aarde kon men er voortdurend hun polsslag en ademhaling controleren.

Gagarin zou "gezien" hebben dat de aarde een bol is. Hij was er dus klaarblijkelijk van te voren nog niet zo heel zeker van, want was dit wel het geval geweest, wat heeft het dan voor zin om zulk een "vaststaand feit" in het nieuws te herhalen? Wat zag Gagarin eigenlijk? Hij zag in - de bolle spiegel van zijn oog van het aardvlak een gebogen beeld, zonder zich bewust te zijn dat niet de aarde, maar zijn oogspiegel bol is. Ik vraag me al jaren af: Wanneer zal de massale ontnuchtering komen dat we niet zijn geboren en getogen op een bol, maar op een plateau? Of......weten de experts wel beter? Allicht wel, maar ja, dat er veel "maren" aan verbonden zijn om er openlijk voor uit te komen moet men niet onderschatten. Bedenk toch wat er op het spel staat!......

afbeelding

16. Draait de platte aarde of de sterrenhemel?

Voor het beantwoorden van deze laatste vraag moeten we eerst nog even over de bol spreken. Op een draaiende aardbol zou alles wat in de equatoriale zone is, zich verplaatsen met een uursnelheid van 1.600 kilometer. Wanneer dit werkelijk het geval was, dan zouden, vanwege de middelpuntvliedende kracht, alle kanalen, welke noord-zuid liggen, in de richting van de equator leegstromen. De stoomschepen konden, in die richting varend, hun machines wel stop zetten, ze zouden als vanzelf en met een behoorlijke snelheid naar deze trekkende zone varen.....Het machinevermogen zou te kort schieten om er weer uit te kunnen ontsnappen. Niets daarvan. Dus. De "bol" draait niet!

Het beantwoorden van de vraag nu of de platte aarde of de sterrenhemel draait, lacht me bijzonder toe. We zullen het over de dubieuze kant van de spectraalanalyse van het gesternte maar niet hebben, want we hebben immers allemaal een blauwe bril op die ons belet de ware kleurschakeringen van de hemellichten te kunnen zien. Of is het blauw azuur des hemels geen blauwe bril?

We stelden al vast, dat het onmogelijk geacht moet worden dat de platte aarde draait. Door de centrifugale kracht zou het water her en derwaarts vloeien, tot over de barrières en van de aarde af stromen.

En toch moet er een van beide draaien, de aardschijf óf de sterrenhemel, zo luidt des opposanten logica. Hun logica is echter niet mijn logica. Ze draaien geen van beide! Dat u dit absurd voorkomt, begrijp ik maar al te goed. Ik bied u dan ook maar terstond de sleutel. Het is eenvoudig.

U herinnert zich nog wel het experiment met het vergrootglas dat ik een waggelende beweging gaf en waarin toen de reflex van het stilhangend lichtpunt van de salonlamp ronddraaide. Nu is in een feestelijke zaal het plafond geïllumineerd als was het een sterrenhemeltje. Een man nu, die te diep in het glaasje heeft gekeken, loopt waggelend door de zaal en kijkt naar het plafond....en in zijn beschonkenheid ziet hij.....het.....sterrenhemeltje......draaien......

Raar maar waar, hoewel ik er, eerlijk, zelf niet uit ervaring over mee kan praten. In een moment van duizeligheid, een euvel dat ons allen in ons leven wel eens kan overkomen, beleven we hetzelfde. Ten opzichte van de ware sterrenhemel noemen we onze beide bolle oogspiegels een tweevoudige micro lens, door middel waarvan één sterioscopisch beeld, in een grandioze vergroting, zich in ons bewustzijn openbaart. Richten we ons microlenzenstelsel nu naar de hemel, dan vormt zich voor ons gezicht tevens een macro lens, namelijk het optisch naar de aardschijf gebogen luchtspiegeloppervlak, waardoor het ten tweede maal schijnt alsof de sterrenhemelschijf koepelvormig is.

In een dagelijkse ommezwaai nu waggelen, ten opzichte van de stilstaande sterrenhemel, en aardplateau en mens en optische macro lens als trio heen en weer in cirkelingen naar alle richtingen. Wat zien we nu in de micro-macro lens? Daar we ten opzichte van de vaste sterrenhemel per etmaal met de aardbodem een formidabele ommezwaai beschrijven, zien we, als het ware, een draaiend sterrenhemelbeeld.

Het kan dus een schijnbare draaiing zijn waardoor de illusie wordt gewekt alsof een van beide, de aarde of de sterrenhemel draait. Als de mieroben, die zich bevinden op een boei in de golfslag, het verstand van mensen hadden, zouden zij in de illusie leven alsof de sterrenhemel elke minuut ronddraait, zonder in hun kleinheid zich bewust te zijn dat hun deinende boeiwereld hen zelf een draaiende beweging geeft. We leefden in de illusie alsof het nachtelijk projectie-wonder de werkelijke sterrenhemel was. Toch kloppen te dien opzichte velerlei bewegingen met wiskundige zekerheid. Inderdaad.....maar waarmee? Ze kloppen met optische schijnbewegingen! Waren we wel volkomen nuchter toen we dachten dat of de sterrenhemel of de aarde draait?

En zo nu heb ik, voorzover het mij gegeven is, optische schijn en werkelijkheid gescheiden om de werkelijkheid te ontmaskeren, waardoor ik min of meer improvisatorisch een nieuw wereldbeeld bloot legde. Nieuw? Eigenlijk niet. Ik zette de oude platte aarde weer op haar Troon.

afbeelding

Dat u me op fouten attent kunt maken, daaraan twijfel ik geen moment. Wees er echter van verzekerd dat ik niet alleen tot u kan spreken, maar ook luisteren. Een student in Utrecht vroeg me tijdens discussies in het Universiteitshuis: "Zoudt u ook een boek kunnen schrijven met als onderwerp: De Aarde is een Boll!" Natuurlijk, zei ik, zou ik dat kunnen, maar het zou me tegen de borst stuiten, Doet ú dat, bij wijze van reactie op mijn fundamentele stelling die er op neerkomt: dat we geen tegenvoeters hebben. Voor u, en uw collega's aardrijkskundigen, astronomen en beoefenaars van aanverwante wetenschappen, vrees ik echter dat ge straks als vader voor uw zoon, of als opa voor uw kleinzoon zult moeten capituleren.

Pleidooi voor de platte Aarde

Aantekeningen